Het posttraumatische effect van ongediagnosticeerd autisme als kind hoeft mijn kijk op het heden niet te veel te verkleuren’, schrijft Steven De Blieck. ‘En trouwens, misschien kunnen we onze kinderlijke neuroses wel allemaal wat meer loslaten, “tist” of niet?’
Nu ik vorige zondag in Taboe met Philippe Geubels op Eén te zien was, en nu er een zeldzaam moment van maatschappelijke hyperfocus is op ‘ASS’ (nee niet dát), beter bekend als ‘Autisme Spectrum Stoornis’, had ik graag het één en ander recht gezet rond dit verwarrende onderwerp.
Het is altijd zeer belonend voor mij wanneer, nadat ik mij op mijn kwetsbaarst opgesteld heb, en mijn autistische geaardheid prijsgegeven heb, ik een reactie van ongeloof krijg, meestal in de vorm van ‘dat kan toch niet, jij bent toch niet asociaal?’. Alhoewel deze ignorantie wel goedbedoeld zal zijn, doet het mij toch een beetje pijn dat ik na het laten vallen van het desbetreffende label door een bril van asocialiteit word bekeken.
Nu, ik kan best asociaal gedrag vertonen. Ik laat meestal maar de deur open voor mensen als ze maximum een halve meter achter mij lopen. Niet zo’n gulle marge, heb ik begrepen. Ik doe ook niet aan ‘de groetjes doen’. Ik vind dat mensen zelf maar hun sociale relaties moeten managen. Sorry, maar ik kan echt niet bijhouden wie ik aan wie welke groeten op welk tijdstip moet bezorgen. En ‘lieve groetjes’, hoe bezorg je die?
U hoort het al, ik denk best na over sociale situaties. Veel, heel veel. Dus het moet mij ergens toch interesseren? Misschien zelfs ietwat te veel? Maar waar komt dat toch vandaan, die buitengewone interesse in sociale conventies, in lichaamstaal al-dan-niet goed begrijpen, en de overanalyse na de feiten of ik weer iemand beledigd zou hebben?
Is een autist echt asociaal?
Je zou kunnen stellen dat mijn brein met meerdere tussenstapjes werkt. Mijn brein gaat van A, B, C, D… tot Z, en niet rechtstreeks van A tot Z. Net zoals die vervelende boemeltreinen van de NMBS. En ja, bij mij treedt ook vaak vertraging op.
Neem nu een kerstfeestje met een 10-tal man (geen idee of dit nog wel mag, laat staan verstandig is, maar soit). Daar moet ik in een mum van tijd complexe mentale algoritmes doen lopen over intonatie, lichaamstaal en welke geluidsgolven uit wiens mond komen. Tot daar nog aan toe, maar dan moet ik nog eens bijhouden of ze mij toch wel een toffe vinden, en wie stiekem met wie geslapen heeft. Bij dergelijke sociale topsportactiviteiten haal ik met mijn gebrek aan cognitieve automatisatie toch geen voordeel.
Best vermoeiend, he? En waar haal ik die mentale algoritmes allemaal? Wel, ik kan u met enige fierheid zeggen dat ik die helemaal op mezelf opgebouwd heb, door als kind continu alles kapot te analyseren tot ik er helemaal zot van werd.
Het kan best traumatisch zijn voor een kind om zich ‘anders’ te voelen, om ettelijke gigajoules energie meer in sociale interacties te stoppen dan de vriendjes (of zijn het kennissen?), en toch telkens van een kale mentale reis terug te komen. Om dan uiteindelijk te horen te krijgen dat je ‘asociaal’ bent en je misschien toch wel wat meer je best moet doen (dit gebrek aan pedagogisch inzicht is mij zelfs tot aan de UGent overkomen).
Flatten the curve
Nu zou ik u durven vragen, ben ik echt asociaal? Is mijn continue analyse net geen bewijs van het tegendeel? En doet u zelf dergelijke moeite om uw gesprekspartner een menswaardig gevoel te geven?
Ik heb niet het geluk gekend van een vroege diagnose te hebben gehad. Deze negatieve ervaringen als kind zijn blijven accumuleren in een exponentiële curve. Op een bepaald moment had ik ook graag een ‘flatten the curve‘-moment gehad. Helaas.
Ik had graag iemand gehad die mijn hersenwerking diep snapte, en er samen met mij aan de slag ging. Dit betekent geen dogmatische auti-coach die mij helpt de illusie van een voorspelbaar leven plannen, in extremis tot wat ik 8 april 2033 op mijn tweede ochtendboterham ga eten. Want, mocht u dit nog niet weten, door mijn boemeltreinbrein voelen veel zaken vaak ’te nieuw’ aan, omdat ik ze niet automatisch kan linken aan het gekende.
Nee, ik had graag iemand gehad die zei dat het oké was. Dat het oké is om soms wat meer tijd te nemen in sociale situaties. Dat het oké is om mijn toekomst niet perfect voorspeld te hebben. En dat we niet meer in tijden leven waar dit impliceert dat een sabeltandtijger mij dan toch wel zal opeten. Als je jezelf kapot analyseert, wie ben je dan nog ten dienste?
Het posttraumatische effect van ongediagnosticeerd autisme als kind hoeft mijn kijk op het heden niet te veel te verkleuren. En trouwens, misschien kunnen we onze kinderlijke neuroses wel allemaal wat meer loslaten, ’tist’ of niet, en anderen wat meer tijd gunnen?
En, misschien is dit lichte egomanie, maar ik had graag gehad dat iemand mij gezegd had dat ik een coole, ‘straight-from-scifi‘ hersenwerking heb. Hoe zot het niet is dat mijn atypische hersenen mij in staat stellen algoritmes te maken om vieze piemels te herkennen in onschuldige datingapps, dat ik uren aan een stuk bezig kan zijn om een schilderij toch wel perfect recht te hangen, om het vervolgens in alle volatiliteit toch liever in de keuken te zien. En dat ik toch wel degelijk een pak minder denkfouten maak dan de cool kids op de speelplaats.
Dus nee, ik vind mezelf niet asociaal. Integendeel, ik mag zelfs wat minder mijn best doen.
(PS: bij twijfel, voorkom een lawine aan miserie, en laat uw kind alstublieft testen. En nee, niet op covid)
https://www.knack.be/nieuws/is-een-auti ... -asociaal/