DSM-5 Dyslexie

A. De prestaties op leesvaardigheid, zoals gemeten met gestandaardiseerde tests voor lezen en vaardigheden die afhangen van lezen (bijvoorbeeld spelling), zijn substantieel beneden het niveau dat verwacht kan worden op basis van de leeftijd van het individu, de intelligentie en effectieve klasinstructie.

B. De gestoorde leesvaardigheid interfereert met de schoolprestaties of het dagelijks functioneren.

C. Individuen met de stoornis van dyslexie kunnen de volgende kenmerken vertonen:

  1. Lees- en spellingfouten, zoals het verkeerd lezen van woorden, het vervangen van woorden, het verkeerd spellen van woorden.
  2. Langzaam lezen of spellen bij het lezen van woorden, zinnen of het schrijven van teksten.
  3. Problemen met het begrijpen van wat er wordt gelezen.
  4. Moeite hebben met het decoderen van onbekende woorden.
  5. Moeite hebben met het automatiseren van de basiselementen van het lezen, zoals het verbinden van klanken aan letters (fonologisch bewustzijn), het identificeren van klanken in woorden (fonemisch bewustzijn) en het begrijpen van de relatie tussen geschreven letters en gesproken klanken (fonologische decoding).
  6. Problemen met het onthouden van de spelling van woorden.
  7. Moeite hebben met het vloeiend en nauwkeurig lezen van woorden, zinnen of teksten.

D. De stoornis van dyslexie is niet te wijten aan een andere neurologische of algemene medische aandoening die de leesvaardigheid verklaart.

E. Bij individuen met beperkte of geen toegang tot geschikt onderwijs kan de leesvaardigheid beneden het verwachte niveau liggen.

Het is belangrijk op te merken dat de diagnose van dyslexie complex kan zijn en het betrekken van een gekwalificeerde professional, zoals een psycholoog, pedagoog of logopedist, van essentieel belang is voor een nauwkeurige beoordeling. De bovenstaande criteria bieden een algemeen overzicht, maar een uitgebreide evaluatie door een professional is nodig om een diagnose van dyslexie te stellen.