Stel je voor: een kind met ADHD in de klas. Altijd in beweging, flapt eruit wat hij denkt, lijkt totaal geen oog te hebben voor hoe anderen zich voelen. Als iemand verdrietig is, lacht hij misschien, of zegt iets wat nóg harder aankomt. En als een klasgenoot iets uitlegt, lijkt het alsof het kind met ADHD het gewoon niet snapt. Is dat onwil? Gebrek aan opvoeding? Of zit het dieper?
Veel ouders, leraren en hulpverleners herkennen dit soort situaties. En ja, het kan frustrerend zijn – voor álle betrokkenen. Maar wat als dit gedrag voortkomt uit een minder goed ontwikkeld vermogen om emoties bij anderen te herkennen of begrijpen?
Wetenschappers hebben zich dit ook afgevraagd. En dat bracht hen bij twee ingewikkelde maar interessante begrippen: empathie en theory of mind. Want sociaal gedrag draait niet alleen om goede wil, maar ook om hersenfuncties. En daar gaat dit artikel over.
Wat is empathie eigenlijk? En wat is theory of mind?
Laten we eerst de begrippen ontrafelen.
Empathie is het vermogen om met iemand mee te leven. Maar daar zitten twee kanten aan:
- Affectieve empathie is meevoelen met iemand. Je voelt iemands pijn of blijdschap alsof het een beetje van jou is.
- Cognitieve empathie is begrijpen wat de ander voelt. Je hoeft het niet per se zelf te voelen, maar je snapt het wél.
En dan is er nog theory of mind (ToM), letterlijk: de theorie dat anderen een ‘geest’ hebben zoals jij. Met andere gedachten, verlangens, emoties. Als jij beseft dat iemand iets anders weet dan jij, of iets vanuit een ander perspectief bekijkt, dan gebruik je je ToM.
Een simpel voorbeeld? Als jij weet dat een ander denkt dat er chocola in een doosje zit, terwijl jij al weet dat het leeg is – dan gebruik je je theory of mind. Kinderen leren dit meestal tussen hun 3e en 5e jaar. Bij ADHD gaat dat soms anders.
Wat zegt de wetenschap? Een overzicht van 23 studies
Een groep onderzoekers heeft 23 wetenschappelijke studies bij elkaar geveegd die allemaal draaiden om ToM en empathie bij kinderen met ADHD. Wat kwam daaruit?
Kort gezegd:
- Kinderen met ADHD scoren gemiddeld lager op taken die cognitieve empathie of ToM meten. Ze hebben meer moeite om zich in te leven in wat anderen denken of weten.
- Bij affectieve empathie is het beeld anders: veel ADHD-kinderen voelen wél mee, soms zelfs te veel. Ze zijn gevoelig, emotioneel intens, snel geraakt.
- Op gedragstests – zoals het herkennen van emoties op gezichten of filmpjes – blijven ADHD-kinderen vaker steken. Ze herkennen bijvoorbeeld boosheid of verdriet minder goed of reageren impulsief zonder stil te staan bij de emotie van de ander.
Maar: het is niet zwart-wit. Niet álle kinderen met ADHD hebben hier evenveel moeite mee. En sommige studies vonden helemaal geen verschil met kinderen zonder ADHD. Kortom: het is complex, zoals alles bij ADHD.
Denken versus voelen
Hier wordt het interessant. Want wat blijkt? Het zijn vooral de cognitieve processen die wringen bij ADHD. Dingen zoals:
- Je aandacht erbij houden
- Flexibel schakelen tussen perspectieven
- Je impuls remmen
- Je gedrag aanpassen aan de situatie
Al die functies zijn nodig voor ToM. En laat dat nou nét gebieden zijn waar ADHD-kinderen het lastig mee hebben.
Stel je voor dat een kind een grap maakt waar een ander boos van wordt. Het ADHD-kind kan best voelen dat er iets mis is, maar snapt misschien niet wát precies. Of het snapt het te laat, als de schade al is aangericht. Dat maakt sociale situaties onvoorspelbaar en soms pijnlijk – ook voor het kind zelf.
In gesprekken kunnen ADHD-kinderen chaotisch, opdringerig of ongepast overkomen, zonder dat ze dat doorhebben. Ze missen soms die ‘sociale rem’. Niet uit onwil, maar omdat de hersenverbindingen die dit regelen minder goed functioneren.
Niet ieder ADHD-kind is hetzelfde
Een belangrijk inzicht uit de studies: er is géén standaardprofiel. Leeftijd speelt een rol – hoe ouder het kind, hoe beter het vaak scoort op ToM. Misschien leren sommige kinderen het dus gewoon wat later.
Ook het type ADHD maakt uit. Kinderen met vooral hyperactief-impulsief gedrag laten andere patronen zien dan kinderen met het overwegend onoplettende subtype.
Daarnaast speelt comorbiditeit een grote rol. Kinderen met ADHD én autisme of angststoornissen scoren vaak lager op ToM en empathietaken. Dat geldt ook voor kinderen met gedragsstoornissen zoals ODD (oppositioneel-opstandige stoornis). Het probleem zit dus niet altijd in de ADHD zelf, maar in de combinatie met andere moeilijkheden.
Nederland en België
In Nederland en België is ADHD inmiddels goed bekend. Diagnoses worden vrij vaak gesteld – en niet altijd zonder discussie. Maar over sociale problemen bij ADHD gaat het opvallend weinig. Terwijl ouders en leerkrachten juist daar vaak het meeste last van melden.
Er zijn kinderen die moeilijk vriendjes maken, zich buitengesloten voelen, of juist veel ruzie hebben. En als het misgaat, denken volwassenen al snel aan onwil of brutaliteit. Maar wat als het kind simpelweg niet goed doorheeft wat het gedrag van een ander betekent?
In de klas kunnen dit de kinderen zijn die steeds net de plank misslaan, die de grap te ver doortrekken, of die geen sorry zeggen omdat ze het ‘probleem’ niet hebben gezien. Begrip voor de onderliggende oorzaak kan veel frustratie voorkomen – aan beide kanten.
Wat kunnen we eraan doen?
Goede vraag. In Nederland en België krijgen veel kinderen met ADHD gedragstrainingen of sociale vaardigheidstrainingen. Maar die helpen lang niet altijd. Waarom niet?
Omdat zulke trainingen vaak te algemeen zijn. Ze gaan uit van het aanleren van ‘goed’ gedrag, maar houden geen rekening met de cognitieve beperkingen waar ADHD-kinderen tegenaan lopen. Zoals moeite met plannen, emoties reguleren of schakelen van perspectief.
Wat wél kan helpen:
- Trainingen die focussen op executieve functies, zoals aandacht vasthouden of impulsen remmen.
- Emotieregulatietraining, waarbij kinderen leren om hun eigen gevoelens beter te begrijpen én te uiten.
- Sociale trainingen op maat, met rollenspellen en concrete voorbeelden uit de eigen leefwereld van het kind.
- Ouder- en leerkrachtbegeleiding, zodat de omgeving leert hoe ze beter kunnen reageren op sociaal onhandig gedrag.
Daarnaast is het belangrijk om niet te vroeg op te geven. Sommige kinderen lopen gewoon wat achter in hun sociale ontwikkeling. Geef ze tijd én tools.
Wat moet onderzoek nog uitzoeken?
De wetenschap weet nu: kinderen met ADHD hebben gemiddeld meer moeite met ToM en cognitieve empathie. Maar er blijven veel vragen over:
- Waarom zijn sommige kinderen met ADHD juist sociaal superhandig?
- Hoe beïnvloedt medicatie (zoals methylfenidaat) sociale vaardigheden?
- Kunnen we sociale problemen voorspellen op basis van subtype, IQ, of omgevingsfactoren?
- Wat werkt écht in de praktijk, op school en thuis?
Meer onderzoek – en vooral praktijkgericht onderzoek – is nodig. Niet om nog meer hokjes te maken, maar juist om beter maatwerk te leveren.
Wat deze blogpost je leert
- Kinderen met ADHD voelen vaak wél mee, maar begrijpen de sociale situatie soms minder goed.
- Theory of mind (ToM) en cognitieve empathie zijn bij ADHD vaak minder goed ontwikkeld.
- Niet elk kind met ADHD heeft hier last van – er zijn grote verschillen.
- Sociale problemen worden vaak onderschat, ook in Nederland en België.
- Standaardtrainingen schieten vaak tekort: maatwerk werkt beter.
Casula A, Belluardo G, Antenucci C, et al. The Role of Empathy in ADHD Children: Neuropsychological Assessment and Possible Rehabilitation Suggestions-A Narrative Review. Medicina (Kaunas). 2025;61(3):505. Published 2025 Mar 15. doi:10.3390/medicina61030505



