Psychologie: Neuropsychologisch onderzoek is nuttiger voor het begrijpen van een kind dan een classificatie volgens de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). Claudia König, klinisch psycholoog en neuropsycholoog, en Hanna Swaab, hoogleraar Neuropedagogiek en Ontwikkelingsstoornissen, beweren dat neuropsychologisch onderzoek verklarender is en meer inzicht geeft in de aard van ontwikkelingsstoornissen dan een DSM-classificatie.
Ze zijn samen het vaste docententeam van de PAO-cursus Neuropsychologische diagnostiek bij kinderen. Hanna legt uit dat neuropsychologisch onderzoek zich richt op de neurocognitieve mechanismen die verband houden met ontwikkelingsproblemen, wat je in staat stelt om een behandeling op maat voor het kind te plannen.
Claudia benadrukt dat een DSM-classificatie, zoals ADHD, autismespectrumstoornis (ASS) of leerstoornis, vaak gebaseerd is op symptomen afgeleid van gedrag, maar weinig zegt over de oorzaak. In het neuropsychologische denkmodel wordt aangenomen dat het gedrag van het kind mogelijk wordt beïnvloed door het functioneren van de hersenen, een aanname die algemeen wordt aanvaard. Neuropsychologisch onderzoek brengt de neurocognitieve vaardigheden van een kind in kaart, zoals geheugen, taal, emotie, sociale cognitie en executieve vaardigheden. Dit geeft een goed beeld van de sterke en zwakke vaardigheden van een kind.
Hanna illustreert dit met ADHD als voorbeeld. Op gedragsniveau kan dit betekenen dat een kind moeite heeft met aandacht, impulsiviteit of hyperactief gedrag. Maar als je kijkt naar de onderliggende vaardigheden, kan het ene kind bijvoorbeeld moeite hebben met aandacht en werkgeheugen, terwijl een ander kind vooral moeite heeft met planning en organisatie, maar zich redelijk kan concentreren. Een derde kind kan vooral impulsief zijn zonder problemen met het werkgeheugen. Deze gedetailleerdere uitleg van de situatie is niet alleen verhelderend voor het kind, de ouders en de school, maar heeft ook gevolgen voor de behandeling.
Recent wetenschappelijk onderzoek toont aan dat werkgeheugentraining voor groepen kinderen met de diagnose ADHD geen evidence-based resultaten oplevert. Daarentegen is individueel vastgesteld dat een kind wel baat kan hebben bij geheugentraining als de ADHD-symptomen worden veroorzaakt door aandachts- en/of werkgeheugenproblemen. Elk kind met ADHD is immers anders, maar hier wordt in de DSM te weinig rekening mee gehouden. ADHD en andere ontwikkelingsstoornissen worden meestal gediagnosticeerd op basis van gedragsobservaties, interviews met vragenlijsten ingevuld door leerkrachten, ouders en het kind zelf. Inzicht in gedrag geeft echter onvoldoende inzicht in de onderliggende oorzaken.
Het is belangrijk om te kijken naar de neurocognitieve functies wanneer de ontwikkeling van het kind niet optimaal verloopt. In de klinische praktijk wordt steeds meer aandacht besteed aan onderzoek naar executieve functies zoals aandacht, planning, werkgeheugen en cognitieve flexibiliteit. Deze vaardigheden kunnen objectief worden gemeten met behulp van testen. Op deze manier worden de onderliggende mechanismen van een leer- of ontwikkelingsstoornis zichtbaar en ontstaat er een profiel van zwakke en sterke neurocognitieve vaardigheden. Dit stelt ons in staat om de behandeling daarop af te stemmen. Bovendien kunnen we de kracht van een goed ontwikkelde vaardigheid benutten om een zwak ontwikkelde vaardigheid te compenseren. Bijvoorbeeld, als een kind zwak is op visueel gebied maar sterk in taal, kunnen we vooral de taalvaardigheid aanspreken.
Neuropsychologische diagnostiek is relevant bij onderzoek naar verstoorde gedragsregulatie, zowel met als zonder verworven hersenaandoeningen. De toepassingsgebieden van neuropsychologische diagnostiek bij kinderen zijn dan ook zeer breed, waaronder kinder- en jeugdpsychiatrie, ziekenhuizen, licht verstandelijk gehandicaptenzorg, onderwijs en jeugdzorg.
Het is belangrijk om verder te kijken dan alleen het gedrag, ook op school. Bijvoorbeeld, waarom heeft een kind woedeaanvallen? Waarom voert een kind opdrachten niet uit? De oorzaak kan liggen in de relatie tussen hersenen en gedrag. Wanneer neuropsychologisch onderzoek duidelijk maakt dat een zwak ontwikkelde vaardigheid een neurologische oorzaak heeft, zoals een zwak geheugen of moeite met het herkennen van emoties, kunnen we daarop inspelen met interventies. Het is dus belangrijk om verder te kijken dan alleen een diagnose, hoewel gemeenten zich voornamelijk richten op het classificeren van leer- of ontwikkelingsstoornissen. Zoals Claudia al eerder zei, is een diagnose zoals ADHD of autisme niet altijd voldoende om het kind recht te doen. Door ook naar de mogelijkheden van het kind te kijken, kunnen we het behandelplan veel specifieker maken en het kind echt helpen.
Zowel Hanna als Claudia zijn ervan overtuigd dat pedagogen, orthopedagogen en psychologen met kennis van neuropsychologische diagnostiek van grote waarde kunnen zijn voor de kinderen, ouders en leerkrachten die dagelijks te maken hebben met gedrag dat wordt veroorzaakt door leer- en ontwikkelingsstoornissen. Claudia benadrukt dat professionals in staat zijn om eenvoudige problemen zoals planning, aandacht en ruimtelijk inzicht zelf te diagnosticeren. Maar wanneer er signalen zijn die wijzen op complexere problemen, weten ze wanneer het nodig is om door te verwijzen naar een klinisch neuropsycholoog. Bovendien kunnen ze een ontwikkelingsprobleem veel nauwkeuriger onderzoeken doordat ze meerdere hypothesen kunnen formuleren om uit te leggen waarom het kind niet tot bepaald gedrag komt. Dit geeft veel voldoening, zoals we merken tijdens onze cursus. Wanneer we casussen behandelen, zien we dat de cursisten enthousiast worden. Het is echt interessant. We raden cursisten dan ook altijd aan om na de cursus onder supervisie verder te gaan met het verdiepen in neuropsychologische diagnostiek.”
Lees hier het volledige artikel van PAO Psychologie.