Eten met autisme: Wat werkt écht bij kieskeurige eters?

Broccoli die knarst tussen je tanden, een yoghurtje met flubberstukjes fruit, of de geur van gebakken ei die je van tafel jaagt: voor veel mensen met autisme is eten geen vanzelfsprekend plezier, maar een dagelijkse uitdaging. Zeker bij kinderen, maar ook bij volwassenen met autisme, komt “selectief eten” opvallend vaak voor. Dit betekent dat iemand slechts een beperkt aantal producten eet, vaak op basis van smaak, geur, kleur, temperatuur, structuur of de manier van opdienen.

Daar komt bij dat rigide denkpatronen, angst voor het onbekende en negatieve ervaringen met bepaald voedsel (zoals verslikken of overgeven) het probleem kunnen versterken. Eten wordt dan geen voedingsmoment, maar een bron van stress. Niet alleen voor de persoon zelf, maar ook voor ouders, partners of begeleiders die zich zorgen maken over gezondheid en sociale situaties zoals uit eten gaan of samen koken.

Wat is ‘food selectivity’ precies?

In de wetenschap spreekt men van “food selectivity” als iemand een zeer beperkt of eenzijdig eetpatroon heeft. Dit komt veel voor bij mensen met autisme – naar schatting bij 50 tot 75 procent. Het kan gaan om het volledig vermijden van bepaalde groepen (zoals groenten of warm voedsel), maar ook om het alleen willen eten van voedsel met een specifieke kleur, merk of verpakking.

Food selectivity overlapt vaak met andere eetproblemen, zoals ARFID (Avoidant/Restrictive Food Intake Disorder), waarbij iemand door angst, sensorische gevoeligheid of gebrek aan interesse nauwelijks eet. Bij volwassenen wordt dit overigens nog maar zelden gediagnosticeerd, wat het extra lastig maakt om passende hulp te krijgen.

En dan zijn er nog de sociale gevolgen: geen etentjes, ongemak bij werk-lunches, schaamte over je eetgedrag. Sowieso kan eten in een prikkelvolle en/of sociale omgeving lastig zijn. Dat alles kan flink doorwerken in iemands leven.

Pillen of praktijk?

Je zou denken: er bestaat toch wel een pil tegen dit alles? Nou, nee. Medicijnen zoals antidepressiva of antipsychotica worden soms gebruikt bij comorbide klachten zoals angst of dwang, maar ze pakken het eetgedrag zelden direct aan. Bovendien brengen ze vaak forse bijwerkingen mee, zoals gewichtstoename of sufheid.

De focus ligt daarom op niet-medicamenteuze behandelingen. Denk aan gedragstherapie, sensorische interventies of oudertraining. Juist omdat de oorzaken van voedselproblemen bij autisme complex zijn, is er zelden één oplossing. Wat voor de één werkt, kan bij een ander juist averechts uitpakken. Daarom is maatwerk essentieel.

Acht veelgebruikte behandelmethodes

1. ABA (Applied Behavior Analysis)

ABA is een gedragsgerichte aanpak waarin gewenst gedrag wordt beloond en vermeden gedrag systematisch wordt afgeleerd. Bijvoorbeeld: een kind krijgt een beloning als het een nieuw voedingsmiddel proeft.

Werkt het? Bij veel kinderen wel, vooral als het intensief en consequent wordt toegepast. Maar bij volwassenen is ABA zelden onderzocht. Sommigen ervaren deze methode als te dwingend of onprettig, zeker als sensorische gevoeligheden worden genegeerd.

2. DRA en Escape Extinction (gedragsversterking en niet toegeven aan ontwijking)

DRA betekent: beloon een alternatief, positief gedrag. Escape Extinction houdt in: laat iemand niet ontsnappen aan de situatie (bijvoorbeeld: de lepel blijft voor je neus staan tot je proeft).

Werkt het? Bij jonge kinderen met hardnekkige voedselweigering vaak wel. Maar deze aanpak vraagt veel van ouders of begeleiders. Voor volwassenen is deze strategie ethisch en praktisch vaak lastig inzetbaar.

3. BALANCE-programma (voedingseducatie en koken)

Dit programma combineert voedingsvoorlichting met praktische kooklessen voor jongeren met autisme. Er wordt gewerkt aan zelfvertrouwen en interesse in gezond eten.

Werkt het? Veelbelovend, vooral in groepsverband of virtueel. Minder geschikt voor mensen met zeer ernstige voedselselectiviteit. Ook niet getest bij volwassenen, maar het idee past goed bij zelfredzaamheidstraining in woonbegeleiding.

4. EAT-UP (familiegerichte aanpak)

EAT-UP richt zich op het verminderen van angst en het vergroten van eetvariatie via een gezinsgerichte benadering. Ouders worden intensief betrokken bij de therapie.

Werkt het? Ja, vooral als ouders gemotiveerd en beschikbaar zijn. Bij volwassenen valt dit lastig toe te passen, tenzij de partner of begeleider intensief meedoet.

5. PT-F (Parent Training for Feeding)

Ouders leren via vaste sessies hoe ze stap voor stap problematisch eetgedrag kunnen aanpakken. Denk aan het opbouwen van een maaltijdschema of het aanleren van gewenst gedrag.

Werkt het? Bij jonge kinderen wel. Bij volwassenen niet getest, maar de methode kan vertaald worden naar training voor partners of begeleiders.

6. MEAL Plan

Een gestructureerd stappenplan om eetproblemen thuis aan te pakken, met concrete handvatten voor ouders (zoals: variatie aanbrengen, stress reduceren, doelen stellen).

Werkt het? Ja, maar alleen als het goed wordt toegepast. Professionals zoals diëtisten en psychologen spelen een sleutelrol. Bij volwassenen kan het gebruikt worden binnen een begeleid woontraject.

7. Videomodellering

Je kijkt naar filmpjes waarin iemand anders (bijvoorbeeld een leeftijdsgenoot of bekende) het gewenste eetgedrag voordoet. Daarna ga je het zelf proberen.

Werkt het? Vooral effectief bij kinderen, maar ook voor sommige volwassenen met autisme geschikt – mits de video’s aansluiten bij hun leefwereld.

8. Sensorische interventies

Deze richten zich op het wennen aan bepaalde texturen, geuren en smaken. Dit gebeurt meestal via spel of oefening, vaak onder begeleiding van een ergotherapeut.

Werkt het? Vooral bij mensen met sterke sensorische gevoeligheden. Goed toepasbaar bij volwassenen, mits met respect voor grenzen en voorkeuren.

Ouders, therapeuten en… wie eigenlijk nog meer?

Wie doet wat? Die vraag is bij eetproblemen bij autisme lang niet altijd duidelijk. In de praktijk zijn vaak meerdere professionals betrokken: ergotherapeuten, psychologen, diëtisten, logopedisten. Maar hun rol is niet altijd goed afgebakend.

Ergotherapeuten blijken in veel onderzoeken juist van grote waarde: zij kijken naar zintuiglijke prikkels, motorische problemen en praktische vaardigheden. Toch worden ze nog vaak over het hoofd gezien bij het opstellen van behandelplannen.

Bij volwassenen mist die multidisciplinaire aanpak nog vaker. Zij vallen tussen wal en schip: te complex voor de huisarts, te ‘lichamelijk’ voor de GGZ, te zelfstandig voor langdurige begeleiding. Hier ligt een duidelijke verbeterkans.

Hoe zit het met Nederland en België?

In Nederland en België zijn de wachttijden voor gespecialiseerde eetbehandelingen lang, zeker als je ook autisme hebt. Veel behandelprogramma’s zijn gericht op kinderen, terwijl volwassenen nauwelijks ergens terechtkunnen.

Er zijn wel ergotherapeuten, diëtisten en autismecoaches die maatwerk bieden, maar dit valt vaak buiten de reguliere zorg of wordt niet vergoed. Voor volwassenen met autisme die zelfstandig wonen, is er dus vaak weinig structurele hulp bij eetproblemen. Initiatieven vanuit begeleid wonen of ervaringsdeskundige ondersteuning kunnen hier het verschil maken.

Wat moet er beter in de toekomst?

  • Meer onderzoek naar eetproblemen bij volwassenen met autisme.
  • Betere samenwerking tussen disciplines (denk aan diëtist + ergotherapeut + coach).
  • Meer aandacht voor zintuiglijke factoren en autonomie.
  • Oplossingen die passen in het dagelijks leven, niet alleen in therapieruimtes.

Kort maar krachtig: Wat leert dit artikel je?

  • Selectief eten komt veel voor bij autisme, ook bij volwassenen.
  • Medicatie helpt meestal niet; gedragstherapie en omgevingsaanpassingen wel.
  • Er zijn veelbelovende methodes, maar weinig toegepast op volwassenen.
  • Ouders, partners en begeleiders spelen een sleutelrol.
  • Meer onderzoek en betere samenwerking zijn dringend nodig.

Meer lezen of je eigen ervaring delen? Dat kan via het Autsider Forum of in de reacties onder dit artikel.

Simeon R, Galeoto G, Cracolici S, Panuccio F, Berardi A. Treatments for Eating Disorders in People with Autism Spectrum Disorder: A Scoping Review. Pediatr Rep. 2025;17(2):35. Published 2025 Mar 12. doi:10.3390/pediatric17020035

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *