Stel je voor: je kind ligt te slapen met een muts vol draadjes op z’n hoofd. Niet omdat het koud is, maar omdat artsen willen weten wat er in zijn of haar hersenen gebeurt. Dat is in de kern wat een EEG doet: het meet de elektrische activiteit van de hersenen met behulp van elektroden die op de hoofdhuid worden geplakt. Je voelt er niks van, maar het levert wel een hoop informatie op.
Bij autisme wordt zo’n elektro-encefalogram (EEG) regelmatig gebruikt. Niet om de diagnose te stellen – daarvoor kijken artsen naar gedrag en ontwikkeling – maar om te onderzoeken of er sprake is van epilepsie of andere ‘verstoringen’ in de hersenactiviteit. Want ja, bij mensen met autisme komen vaker epileptiforme afwijkingen voor. De vraag is alleen: zegt dat ook echt iets over het gedrag, het denken of het functioneren van die persoon?
Dat is precies wat een groep onderzoekers uit Polen, Italië en andere landen wilde uitzoeken. Ze doken in de wetenschappelijke literatuur van de afgelopen tien jaar om te ontdekken of EEG’s bij autisme echt iets toevoegen. En het antwoord is… genuanceerd. Laten we erin duiken.
Hoe vaak komen afwijkingen op de EEG voor bij autisme?
Het klinkt als een simpele vraag: zie je op een EEG iets bijzonders bij mensen met autisme? Het antwoord is verrassend: ja, best vaak. In de onderzochte studies varieerde het percentage kinderen met een afwijkend EEG van 23% tot maar liefst 80%. Dat is een enorme spreiding, die laat zien hoe verschillend de uitkomsten kunnen zijn – afhankelijk van hoe, wanneer en waarom het EEG wordt afgenomen.
De afwijkingen op een EEG zijn grofweg in twee groepen te verdelen:
- Epileptiforme afwijkingen – zoals piekgolven of scherpe uitbarstingen, die je ook bij epilepsie ziet.
- Niet-epileptiforme afwijkingen – zoals trage hersengolven of asymmetrieën tussen linker- en rechterhersenhelft.
Bijzonder is dat veel van deze afwijkingen alleen tijdens de slaap zichtbaar zijn. Tijdens het wakker zijn is de hersenactiviteit ‘rustiger’ of verstoord door prikkels, maar in slaapstand komen verborgen patronen aan het licht. Sommige onderzoekers zagen epileptiforme activiteit bij 95% van de onderzochte kinderen tijdens de slaap, maar nauwelijks als ze wakker waren.
Ook opvallend: er is geen vaste plek in de hersenen waar de afwijkingen steeds terugkomen. Soms zitten ze in de frontale kwab, dan weer in de temporale gebieden. Kortom, het komt vaak voor – maar het zegt nog niet meteen iets concreets.
Zijn die EEG-afwijkingen ook echt belangrijk?
Oké, dus afwijkingen komen voor. Maar… betekenen ze ook iets? Dat is dé vraag, en helaas geen makkelijke.
Sommige studies suggereren van wel. Kinderen met epileptiforme afwijkingen hebben bijvoorbeeld vaker ernstige vormen van autisme, grotere taalachterstand, of meer gedragsproblemen. In één onderzoek had bijna 95% van de kinderen met zulke EEG-afwijkingen helemaal geen gesproken taal. In een andere studie hadden kinderen met EEG-afwijkingen vaker agressief of zelfverwondend gedrag.
Maar andere onderzoeken vonden géén duidelijke verbanden. Geen verschillen in IQ, geen meer of minder problemen met sociale interactie, en geen duidelijke link met slaapproblemen of motorische stereotypieën. Kortom: de ene studie ziet een verband, de andere niet. Dat maakt het lastig om op basis van een EEG iets te zeggen over hoe iemand zich ontwikkelt of functioneert.
Een mogelijke verklaring: autisme is enorm divers. De ene persoon met autisme is de andere niet – en hetzelfde geldt voor de afwijkingen op EEG’s.
Epilepsie en autisme: hoe hangen die samen?
Waarom doen artsen dan toch regelmatig EEG’s bij mensen met autisme? Het korte antwoord: om epilepsie op te sporen. Want bij mensen met autisme komt epilepsie vaker voor dan gemiddeld.
Naar schatting heeft ongeveer 1 op de 5 mensen met autisme óók epilepsie. En dat risico is nog hoger als er sprake is van een verstandelijke beperking. De epilepsie kan zich uiten in klassieke aanvallen, maar ook subtieler – bijvoorbeeld in afwezigheidsmomenten (‘staren’), plotselinge bewegingen, of gedragsveranderingen.
In België en Nederland is het beleid helder: een EEG is vooral zinvol als er klinische aanwijzingen voor epilepsie zijn. Denk aan plotse verstoringen in bewustzijn, motoriek of gedrag. Zonder zulke aanwijzingen is de kans groot dat een afwijkend EEG niks betekent – of tot overbehandeling leidt.
Wel belangrijk: als je als ouder, begeleider of betrokkene twijfels hebt over plots gedrag, vraag dan gerust naar een EEG. Maar laat je ook goed informeren over wat het wél en níet kan zeggen.
Behandelen of niet behandelen?
Wat als een kind met autisme een afwijkend EEG heeft, maar geen aanvallen? Moet je dan medicijnen geven om de hersenactiviteit ‘te normaliseren’? Daarover zijn de meningen verdeeld.
Sommige artsen proberen het wél, vooral bij ernstige gedragsproblemen of duidelijke regressie. Medicijnen als valproaat, lamotrigine of levetiracetam zijn dan favoriet. In een paar kleinschalige studies leek dat inderdaad te helpen bij gedrag, taal of concentratie.
Maar… de meeste van die studies waren klein, ongecontroleerd of van matige kwaliteit. En in grotere, streng opgezette onderzoeken bleek het effect vaak tegen te vallen. In sommige gevallen hielp het niks. In andere gevallen verdwenen de EEG-afwijkingen wel, maar veranderde het gedrag van het kind niet.
Het risico is bovendien dat je een kind blootstelt aan bijwerkingen van medicijnen, zonder dat er echte winst is. Daarom is het huidige advies: alleen behandelen als er naast EEG-afwijkingen ook duidelijke klinische problemen zijn, zoals epileptische aanvallen.
Waarom standaard EEG’s niet altijd zinvol zijn
De grote vraag is dus: moeten we bij élk kind met autisme standaard een EEG doen, gewoon om te kijken? Het antwoord van de onderzoekers is duidelijk: nee, dat hoeft niet.
Waarom niet?
- Veel afwijkingen blijken achteraf geen betekenis te hebben.
- De uitkomsten zijn moeilijk te interpreteren zonder klinische context.
- Het afnemen van een EEG (zeker tijdens slaap) kan belastend zijn, vooral voor kinderen met overgevoeligheid of angst.
- Overbehandeling met medicijnen ligt op de loer.
Alleen bij een vermoeden van epilepsie is een EEG echt zinvol. En dat gebeurt in Nederland en België meestal al netjes volgens protocol.
Wat moet er nog onderzocht worden?
Hoewel we nu weten dat EEG-afwijkingen vaak voorkomen bij autisme, blijft het moeilijk om daar harde conclusies aan te verbinden. Er zijn meerdere redenen waarom het onderzoek tot nu toe weinig eenduidig is:
- Veel studies zijn klein of van wisselende kwaliteit.
- Er is geen standaardmanier om EEG’s te interpreteren bij autisme.
- Kinderen met ernstige vormen van autisme doen vaak niet mee aan onderzoek (bijvoorbeeld omdat ze niet slapen tijdens het EEG).
Gelukkig zijn er nieuwe technieken in opkomst. Denk aan thuis-EEG’s met mobiele apparaten, waarmee kinderen in hun vertrouwde omgeving worden onderzocht. Of aan AI-systemen die patronen herkennen in hersengolven die mensen niet zien. Zulke technieken kunnen in de toekomst misschien helpen om wél betrouwbare verbanden te leggen.
Maar voor nu blijft het advies voorzichtig: gebruik EEG alleen als er een duidelijke reden is.
Samengevat
- EEG’s meten de elektrische activiteit van de hersenen en worden soms gebruikt bij autisme.
- Veel mensen met autisme hebben afwijkingen op hun EEG – vaak zonder dat daar iets merkbaars aan de hand is.
- Alleen bij een vermoeden van epilepsie is een EEG echt nuttig.
- Er is geen bewijs dat EEG-afwijkingen zonder aanvallen standaard behandeld moeten worden.
- Nieuwe technieken kunnen in de toekomst hopelijk duidelijker maken wat EEG’s wél en niet zeggen bij autisme.
Hankus M, Ochman-Pasierbek P, Brzozowska M, Striano P, Paprocka J. Electroencephalography in Autism Spectrum Disorder. J Clin Med. 2025;14(6):1882. Published 2025 Mar 11. doi:10.3390/jcm14061882