Waarom het verstand zich soms verzet zich tegen feiten

Je kent het vast. Je hebt een goed onderbouwd feit. Je presenteert het kalm en helder. En dan zegt de ander: “Nou, dat geloof ik gewoon niet.” Alsof feiten net zoiets zijn als smaak. Best frustrerend. Maar ook behoorlijk menselijk.

We denken vaak dat mensen hun mening baseren op feiten. Maar in de praktijk is het vaak andersom: mensen kiezen ‘feiten’ die bij hun mening passen. Zelfs als die feiten helemaal niet kloppen. Het lijkt soms wel alsof ons brein een soort brandmuur heeft gebouwd: een firewall die ongewenste informatie gewoon blokkeert.

Die firewall beschermt iets belangrijks: onze identiteit. Want wat waar is, doet er soms minder toe dan wie we denken dat we zijn – en bij wie we willen horen. Gelukkig zijn er ook manieren om met die firewall om te gaan. Niet door hem neer te halen, maar door eromheen te bewegen.

Ons brein is geen waarheidszoeker, maar een groepsdier

Ons brein is niet gebouwd om objectief te zijn. Het is gebouwd om ons veilig te houden in een groep. Want in de prehistorie betekende ‘bij de groep horen’ simpelweg: overleven. Dus hebben we allerlei trucjes ontwikkeld om onszelf te beschermen tegen informatie die ons in de problemen zou kunnen brengen.

Toen Tom begon over klimaatverandering en energieverbruik, haakte zijn buurvrouw Carla meteen af. “Ach joh, die opwarming stelt niks voor,” zei ze. Tom was geneigd om haar te bestoken met grafieken en rapporten, maar hield zich in. In plaats daarvan vertelde hij dat hij zonnepanelen had laten plaatsen, niet alleen voor het milieu, maar omdat hij het zonde vond om geld te laten liggen. Carla luisterde ineens wél. Een week later vroeg ze om het nummer van het installatiebedrijf. Niet omdat ze ineens ‘geloofde’ in klimaatverandering, maar omdat het verhaal van Tom iets in haar raakte dat wel klopte met haar eigen waarden: zuinigheid en zelfvoorziening. De feiten bleven hetzelfde, maar de ingang veranderde.

Een van die trucjes is ‘myside bias’: we zijn strenger op andermans ideeën dan op die van onszelf. We vinden het makkelijker om gaten te prikken in de argumenten van een ander dan om kritisch te kijken naar onze eigen overtuigingen. Als je ooit hebt gedacht: “Waarom ziet die ander niet gewoon hoe fout hij zit?” – tja, die ander denkt waarschijnlijk precies hetzelfde over jou.

Dit gebeurt niet alleen bij discussies over politiek of klimaat, maar ook in gesprekken over neurodiversiteit, gezondheid of opvoeding. Iedereen wil zichzelf zien als een goed mens, als rationeel en redelijk. Nieuwe informatie die dat beeld bedreigt? Die krijgt een rood waarschuwingslabel in ons hoofd.

Wanneer feiten worden geblokkeerd: De mentale firewall

Stel je voor: je hoofd is een computer. Nieuwe informatie komt binnen als datapakketjes. Maar voordat die je ‘bewustzijn’ bereiken, worden ze eerst gescreend door een firewall. Past deze informatie bij hoe ik mezelf zie? Bij hoe mijn vrienden denken? Bij wat veilig voelt?

Zo niet, dan wordt het pakketje geblokkeerd. Niet met een harde “error”, maar subtieler. Je merkt het als je denkt: “Hmm, dit voelt niet waar.” Let op dat woordje: voelt. Want wat waar is, en wat als waar voelt, zijn vaak twee heel verschillende dingen.

Bij onderwerpen die verbonden zijn aan onze identiteit – zoals gender, vaccinaties, religie of onze neurodiversiteit – wordt die firewall extra streng. Je brein krijgt dan als het ware een paniekbericht: “Pas op! Dit kan alles wat je gelooft op losse schroeven zetten!” En dus duwt het die informatie weg. Niet omdat je dom bent, maar juist omdat je brein je wil beschermen.

Waarom verhalen wél werken (en cijfers vaak niet)

Gooi tien cijfers naar iemands hoofd en je krijgt een glazige blik. Vertel één goed verhaal, en je raakt iets. Dat is geen toeval. Ons brein is dol op verhalen. Ze maken informatie tastbaar. Ze brengen emotie. En – belangrijker nog – ze zorgen voor herkenning.

In een discussie op een familiefeest vertelt Amir dat hij op een progressieve partij heeft gestemd vanwege hun inclusieve beleid. Zijn oom Kees fronst. “Ze gooien geld over de balk,” moppert hij. “Ik stem al jaren op de partij die tenminste normaal doet.” Amir voelt de impuls om zijn oom te bestoken met feiten: begrotingen, beleidsanalyses, rapporten. Maar dan vraagt hij rustig: “Waar maak jij je het meest zorgen over?” Kees zegt: “Mijn pensioen. En dat mijn kleinkind straks ook gewoon kan studeren.” Amir knikt. “Daarom stem ik dus ook zo. Ik wil een samenleving waar íedereen die kans krijgt, ook als je net wat anders bent.” Er viel geen stilte, maar wel iets anders: de muur van weerstand. Kees was het nog steeds niet met hem eens, maar er was ruimte gekomen. Niet omdat Amir won met cijfers, maar omdat hij iets deelde dat raakte aan hun gedeelde zorgen.

Neuroonderzoek laat zien dat verhalen meer hersengebieden activeren dan droge feiten. Je brein ‘leeft mee’ met een verhaal. Je voelt wat de hoofdpersoon voelt. Je ziet het voor je. Je maakt er zelfs dopamine bij aan, wat zorgt dat je de informatie beter onthoudt.

Stel, je wilt uitleggen dat ADHD niet altijd zichtbaar is. Je kunt zeggen: “Veel volwassenen met ADHD maskeren hun symptomen.” Of je vertelt: “Sanne is 42, werkt als jurist, en niemand vermoedt dat ze ADHD heeft. Maar elke dag is voor haar een intern gevecht met chaos en afleiding.” Wat blijft hangen?

Een goed verhaal maakt dat mensen hun firewall even vergeten. Niet omdat ze hun kritische blik uitschakelen, maar omdat ze geraakt worden. En dat opent iets wat cijfers zelden doen.

Gedeelde waarden als geheime sleutel

Mensen veranderen niet van mening omdat jij betere feiten hebt. Ze veranderen – soms – als je aansluit bij hun waarden. Dat klinkt misschien als manipulatie, maar het is vooral empathie.

Wil je bijvoorbeeld met iemand praten over klimaat, en merk je weerstand? Dan kun je zeggen: “Als we niks doen, gaan we allemaal dood.” Maar je kunt ook zeggen: “Ik wil dat mijn kleinkinderen straks nog buiten kunnen spelen in de zomer.” Zelfde boodschap, andere ingang.

In een Belgisch voorbeeld: wil je pleiten voor beter onderwijs rond neurodiversiteit? Dan kun je je beroepen op gelijke kansen – een waarde die breed wordt gedeeld. In Nederland werkt het misschien beter om te wijzen op ‘doelmatigheid’: laat kinderen opgroeien in een omgeving die bij hen past, dan besparen we op latere zorgkosten.

Denk dus niet in termen van “de ander overtuigen”. Denk in termen van “hoe kunnen onze waarden elkaar raken?”

Veiligheid boven alles: Zonder vertrouwen geen verandering

Heb je ooit gemerkt dat je totaal niet openstaat voor kritiek als iemand bot of veroordelend is? Dan weet je precies wat er gebeurt als er geen psychologische veiligheid is. Je gaat op slot.

Ons brein doet dat automatisch. Bij elke sociale interactie scant het: “Ben ik hier veilig? Word ik gerespecteerd? Mag ik twijfelen zonder dom gevonden te worden?” Als het antwoord “nee” is, klapt het systeem dicht. Dan luistert niemand meer.

Lotte werkt als teamleider en heeft ADHD. Ze is goed in haar werk, maar loopt vaak vast op administratie en planning. Toen ze haar diagnose deelde met collega’s, zei iemand: “Maar jij komt toch altijd zo georganiseerd over? ADHD, dat geloof ik pas als ik het zie.” Lotte voelde zich niet serieus genomen, maar besloot haar collega niet direct tegen te spreken. Een paar weken later vertelde ze openhartig over hoe ze ’s avonds thuis instort van de inspanning om ‘normaal’ over te komen. Die collega was geraakt en gaf later toe: “Ik had echt geen idee. Je verhaal zette me aan het denken.” Soms maakt één persoonlijk verhaal meer indruk dan honderd statistieken.

In gesprekken over neurodiversiteit kan dit extra gevoelig liggen. Mensen met ADHD of autisme zijn vaker gekwetst door oordelen, misverstanden of ‘goedbedoelde adviezen’. Dus als een gesprek voelt als een aanval, dan is het logisch dat iemand zich afsluit.

Wil je echt verbinding maken? Begin dan niet met uitleggen, maar met luisteren. Stel vragen. Laat merken dat je openstaat voor hun perspectief. Niet als trucje, maar oprecht. Vertrouwen is niet optioneel – het is de basis.

Zo laat je ideeën groeien

Verwacht niet dat iemand na één gesprek ineens zegt: “Oh ja, je hebt helemaal gelijk!” Zo werkt ons brein niet. Verandering gebeurt langzaam. Soms druppel voor druppel.

Je kunt het vergelijken met tuinieren. Je plant een zaadje. Misschien zie je wekenlang niks. Maar onder de oppervlakte gebeurt van alles. En soms is het pas na maanden dat er iets groeit. Geduld betekent: vertrouwen hebben dat mensen kunnen veranderen, zonder dat je het hoeft te forceren.

Dat geldt ook voor jezelf. Als je merkt dat je hardnekkig blijft vasthouden aan een idee – zelfs als je voelt dat het misschien niet helemaal klopt – wees dan mild. Niemand verandert door zichzelf streng toe te spreken. Wel door nieuwsgierig te blijven.

Durven twijfelen

We hebben het nu vooral gehad over hoe je anderen kunt bereiken. Maar wat als jijzelf die ander bent? Wat als jouw eigen firewall iets tegenhoudt wat misschien toch waardevol is?

Probeer dan eens dit: neem een overtuiging die je sterk voelt. En schrijf drie redenen op waarom iemand daar anders over zou kunnen denken. Niet om jezelf onderuit te halen, maar om jezelf te trainen in perspectief.

Bijvoorbeeld: je vindt dat je altijd eerlijk moet zijn. Redenen om daar anders over te denken kunnen zijn:

  1. Eerlijkheid kan soms kwetsen.
  2. Niet iedereen is klaar voor de waarheid.
  3. Soms is tact belangrijker dan eerlijkheid.

Je hoeft je mening niet op te geven. Maar je wordt er wel flexibeler van. En dat is geen zwakte, maar wijsheid.

DeGraff, J. (2025, April 15). The art of change: Transforming paradoxes into breakthroughs. Berrett-Koehler Publishers.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *