Leo Kanner

Inleiding tot Kanner’s eerste studie over autisme

Leo Kanner publiceerde in 1943 zijn baanbrekende paper waarin hij voor het eerst de term “infantiel autisme” gebruikte. Dit werk markeerde een nieuw begrip van wat toen vaak werd beschouwd als een vorm van schizofrenie of mentale retardatie bij kinderen. Kanner’s beschrijving introduceerde een nieuw, uniek klinisch beeld dat zich onderscheidde door specifieke gedragskenmerken, zoals een sterke voorkeur voor afzondering, repetitieve bewegingen en problemen met communicatie.

Hij observeerde dat deze kinderen een “autistische” manier van contact hadden die hen onderscheidde van andere psychiatrische beelden. Voor zijn publicatie werden kinderen met deze symptomen vaak gezien als mentaal beperkt, maar Kanner erkende hun unieke profiel en zag hen niet als simpelweg “zwakzinnig” of schizofreen.

Zijn observaties zouden een belangrijke rol spelen in de ontwikkeling van de kinderpsychiatrie, omdat ze aanzetten tot een nieuwe benadering van diagnostiek en behandeling. Door een humane benadering en oog voor de individuele verschillen tussen de kinderen, legde Kanner de basis voor verdere onderzoeken naar autisme. Zijn werk toonde de noodzaak aan voor een gespecialiseerde benadering, iets dat tot op de dag van vandaag relevant blijft.

Observaties van kinderen met autistische kenmerken

In zijn eerste studie beschreef Kanner elf kinderen die opvallende gedragskenmerken vertoonden. Hij begon met Donald T., een jongen die anders was dan andere kinderen van zijn leeftijd. Donald hield ervan alleen te zijn, vertoonde herhalende handelingen zoals het draaien van speelgoed en zijn eigen lichaam, en raakte overstuur wanneer zijn routine werd onderbroken. Deze en andere kenmerken werden belangrijke aanwijzingen in Kanner’s definitie van wat hij “autistische verstoringen van affectief contact” noemde.

Kanner merkte op dat de kinderen niet geïnteresseerd leken in sociale interactie en vaak opgingen in hun eigen wereld. Ze leken zich terug te trekken in zichzelf en voelden zich ongemakkelijk bij onverwachte sociale prikkels of veranderingen. Veel van de kinderen vertoonden echolalie, het herhalen van woorden of zinnen zonder een duidelijke communicatieve intentie, en spraken vaak over zichzelf in de derde persoon. Hun taalgebruik was vaak onorthodox; sommige kinderen gebruikten weliswaar complexe woorden, maar deze waren vaak niet goed geplaatst in een sociale context.

Opvallend was ook de obsessieve behoefte aan routines en de afkeer van veranderingen. Een kleine wijziging in hun omgeving of dagelijkse schema kon leiden tot heftige reacties. Kanner documenteerde dat deze kinderen specifieke interesses ontwikkelden in objecten of onderwerpen, en dat hun aandacht meestal sterk gefocust was op een enkel aspect daarvan, zonder zich bewust te zijn van de context eromheen.

Deze kenmerken, zoals afzondering, repetitief gedrag en afwijkende taalontwikkeling, waren voor Kanner voldoende om te spreken van een eigen stoornis. In zijn observaties benadrukte hij dat de kinderen vanaf zeer jonge leeftijd al deze gedragingen vertoonden, wat suggereerde dat hun toestand niet het gevolg was van externe factoren, maar iets diepgaanders dat vanaf de geboorte aanwezig leek te zijn. Kanner suggereerde hiermee een aangeboren stoornis, in tegenstelling tot het toenmalige populaire idee dat dergelijke gedragsproblemen voortkwamen uit opvoeding of omgevingsfactoren.

Door de observatie van deze specifieke gedragskenmerken legde Kanner de basis voor de classificatie van wat later autismespectrumstoornis (ASS) werd genoemd. Zijn gedetailleerde documentatie van de symptomen maakte het voor toekomstige onderzoekers mogelijk om verder te bouwen op zijn bevindingen en verfijnde diagnostische criteria te ontwikkelen voor autisme.

Het gebruik van de term ‘autisme’

Kanner koos bewust voor de term “autisme” om de door hem waargenomen gedragskenmerken bij de kinderen te beschrijven. Hij leende deze term van de Zwitserse psychiater Eugen Bleuler, die de term oorspronkelijk gebruikte om het geïsoleerde, naar binnen gekeerde gedrag te omschrijven dat hij zag bij volwassen schizofreniepatiënten. Kanner gaf de term echter een nieuwe invulling door het te koppelen aan jonge kinderen die zich vanaf hun geboorte al naar binnen leken te richten en moeite hadden met het aangaan van sociale interacties.

In tegenstelling tot Bleuler, die “autisme” beschouwde als een onderdeel van schizofrenie, benadrukte Kanner dat de kinderen in zijn studie geen tekenen vertoonden van hallucinaties of wanen, zoals bij volwassen schizofreniepatiënten. Hij zag hun toestand als iets unieks, los van schizofrenie en andere psychische stoornissen. Dit onderscheid markeerde een belangrijk moment in de psychiatrie: Kanner introduceerde autisme niet als een vroeg stadium of subtype van schizofrenie, maar als een op zichzelf staande stoornis die zich op jonge leeftijd manifesteert en in zijn symptomen verschilt van andere bekende stoornissen.

Kanner’s gebruik van de term “autisme” onderstreepte zijn overtuiging dat de stoornis een aangeboren of “innate” component had. Hij signaleerde dat de symptomen van de kinderen niet zomaar veranderden of reageerden op omgevingsprikkels, wat suggereerde dat autisme niet simpelweg een reactie op de omgeving was. Deze visie ging in tegen de heersende Freudiaanse opvattingen, die stoornissen zoals autisme vaak toeschreven aan problematische ouder-kindrelaties, met name aan “koude” of “afstandelijke” moeders.

Door de term “autisme” te kiezen en deze los te koppelen van schizofrenie, legde Kanner de grondslag voor de ontwikkeling van autisme als een zelfstandige diagnose. Deze keuze benadrukte het belang van verder onderzoek naar de biologische en genetische achtergronden van autisme, wat in de decennia na Kanner’s publicatie steeds meer in de belangstelling zou komen te staan.

De vergelijking met Hans Asperger’s werk

In 1944, een jaar na Kanner’s publicatie, beschreef de Oostenrijkse kinderarts Hans Asperger een groep kinderen met kenmerken die gedeeltelijk overlapten met de beschrijvingen van Kanner. Asperger’s “autistische psychopaten,” zoals hij ze noemde, vertoonden eveneens een sterke gerichtheid op zichzelf, een beperkte sociale interactie en een behoefte aan vaste routines. Er waren echter ook opvallende verschillen. In tegenstelling tot Kanner’s kinderen, die vaak niet of nauwelijks spraken, beschikten de kinderen in Asperger’s studie over een grote woordenschat en een sterk ontwikkelde taalvaardigheid. Ze gebruikten taal weliswaar op een ongewone, vaak formele manier, maar waren in staat om complexere communicatie te voeren dan de kinderen die Kanner observeerde.

De verschillen tussen de groepen beschreven door Kanner en Asperger leidden later tot het onderscheid tussen klassiek autisme (zoals door Kanner gedefinieerd) en wat bekend werd als het “syndroom van Asperger.” Hoewel beide artsen in Duitsland waren opgeleid en zich bezighielden met soortgelijke gedragskenmerken, verwezen ze niet naar elkaars werk. Deze stilzwijgende relatie kan deels te wijten zijn aan de isolatie tijdens de oorlogsjaren, maar de wetenschappelijke afstand tussen de twee beschrijvingen hield lang stand, zelfs na de oorlog.

De inzichten van zowel Kanner als Asperger vormen samen de basis van wat later het autismespectrum zou worden genoemd. Hun werk leidde tot een breder begrip van de variaties binnen autisme, van non-verbale kinderen tot hoogfunctionerende volwassenen.

Impact en doorwerking van Kanner’s theorie

Leo Kanner’s beschrijving van autisme legde een solide basis voor de ontwikkeling van diagnostische criteria en verdere onderzoeken naar autismespectrumstoornissen. Zijn observaties wezen al vroeg op een aangeboren component in autisme, wat later ondersteund werd door genetisch onderzoek. Deze kijk op autisme als een mogelijk erfelijke aandoening leidde tot een paradigmaverschuiving in de psychiatrie, weg van het idee dat autisme het gevolg was van opvoedingsfouten of een afstandelijke opvoeding, een theorie die in de jaren ‘50 en ‘60 populair was.

Kanner’s focus op de specifieke gedragskenmerken en zijn afwijzing van toen gangbare psychodynamische verklaringen stimuleerde onderzoek naar de biologische en neurologische oorzaken van autisme. Gedurende de tweede helft van de twintigste eeuw begonnen wetenschappers met genetische en neurobiologische studies, wat uiteindelijk leidde tot het concept van het autismespectrum. Het autismespectrum erkent de uiteenlopende mate van beperking en vaardigheden binnen de stoornis, variërend van diepgaand niet-verbaal gedrag tot hoogfunctionerend autisme met sterke taalvaardigheid.

De term “spectrum” benadrukt dat autisme geen enkelvoudige diagnose is, maar een verzameling van kenmerken die zich bij individuen verschillend uiten. Kanner’s nauwkeurige observaties van sociaal gedrag, taalgebruik en obsessief gedrag vormden de basis voor veel van de diagnostische criteria die nu worden gehanteerd in de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders).

Bovendien blijft zijn werk een belangrijke inspiratiebron voor het hedendaagse onderzoek naar biomarkers, oftewel meetbare biologische kenmerken, die autisme op objectieve wijze kunnen identificeren. De zoektocht naar genetische markers en de toepassing van geavanceerde beeldvormingstechnieken zijn voortbouwend op Kanner’s vroege inzichten in de aangeboren aard van autisme. Zijn humane benadering heeft daarnaast invloed gehad op de manier waarop ouders en verzorgers naar autisme kijken, met meer begrip en respect voor de unieke eigenschappen van ieder individu met autisme.

Slotgedachten en erfenis van Leo Kanner

Leo Kanner’s werk blijft van onschatbare waarde voor het hedendaagse begrip van autisme en heeft geleid tot een diepgaand respect voor mensen met deze stoornis. Zijn observaties en theoretische benadering veranderden de manier waarop zowel de medische wereld als de samenleving naar autisme kijkt. In een tijd waarin autisme vaak als een gevolg van slechte opvoeding werd gezien, was Kanner een van de eersten die het idee promootte dat autisme een aangeboren, neurologisch bepaalde stoornis kon zijn. Dit perspectief leidde tot een verschuiving naar onderzoek gericht op biologische en genetische factoren, waarmee autisme beter begrepen kon worden als een spectrum van aangeboren eigenschappen.

Zijn benadering van kinderpsychiatrie was doordrongen van een sterke humanistische inslag, gericht op de waardigheid en het welzijn van kinderen en hun families. Hij zag de unieke gedragingen en eigenschappen van ieder kind als kenmerken die met respect en zorg benaderd moesten worden, in plaats van met veroordeling of simplistische verklaringen. Door zijn werk werd de kinderpsychiatrie een veld dat zich toespitste op het ondersteunen van kinderen in plaats van het stigmatiseren van hun gedrag.

Kanner’s inzichten vormen nog altijd een essentieel uitgangspunt voor het onderzoek en de zorg rondom autismespectrumstoornissen. Zijn werk herinnert ons aan de waarde van een genuanceerde en respectvolle benadering van kinderen en volwassenen met autisme, waarbij hun unieke perspectieven en behoeften centraal staan.

https://www.spectrumnews.org/opinion/viewpoint/leo-kanners-1943-paper-on-autism/?format=pdf

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *