Autisme: Hulphond of gewoon huisdier?

Een hond die je kind helpt slapen, beter laat communiceren en zelfs voorkomt dat hij de straat op rent – voor veel ouders van kinderen met autisme klinkt het als een droom. In steeds meer landen, ook in Nederland en België, kiezen ouders ervoor om een assistentiehond in huis te nemen. Deze honden zijn speciaal getraind om mensen met een beperking te helpen, ook bij autisme. Maar werkt dat ook écht?

Een nieuwe systematische review uit Australië probeert daar antwoord op te geven. De onderzoekers verzamelden en analyseerden álle beschikbare studies over hulphonden bij autisme – zowel kwantitatieve als kwalitatieve. Ze bekeken hoe sterk de effecten zijn, wat ouders en kinderen ervaren, maar ook wat er mis kan gaan. De uitkomst is verrassend: hoewel de verhalen vaak hoopvol zijn, blijkt het bewijs een stuk magerder dan veel mensen denken.

Wat zeggen de cijfers?

De onderzoekers namen 33 studies onder de loep, waarvan 14 kwantitatief en 13 kwalitatief bruikbaar waren. Het ging meestal om gezinnen met jonge kinderen met autisme, vaak tussen de 4 en 14 jaar. Slechts één studie betrof volwassenen met autisme. Bij alle studies verbleef de hond bij het gezin thuis, maar hoe goed de hond getraind was en hoe lang hij er al woonde, verschilde sterk per geval.

De meeste studies waren van lage kwaliteit. De ene gebruikte geen controlegroep, de andere stelde suggestieve vragen (“Wat vond u het beste aan de hond?”). Sommige studies hadden slechts één deelnemer of vroegen alleen ouders naar hun mening. Daardoor zijn de uitkomsten moeilijk te generaliseren. Toch vonden de onderzoekers patronen die het waard zijn om nader te bekijken.

Autisme en hulphonden: wat lijkt te werken?

Volgens de kwantitatieve analyses zien we bij mensen met autisme met een hulphond een lichte tot matige verbetering op een aantal vlakken:

  • Minder autismesymptomen zoals sociaal terugtrekgedrag of herhalend gedrag.
  • Beter functioneren in het dagelijks leven, zoals plannen, organiseren of omgaan met prikkels.
  • Betere slaap en minder stress bij zowel kinderen als ouders.
  • Grotere veiligheid, bijvoorbeeld doordat kinderen minder snel weg rennen.

Toch zijn die effecten beperkt. De verschillen zijn niet groot, en in veel gevallen is onduidelijk of de verbetering door de hond komt, of door andere factoren zoals therapie, ouderlijke aandacht of tijd.

Bovendien zijn er opvallend weinig studies die objectief meten wát er verandert. Ouders geven bijvoorbeeld aan dat hun kind rustiger slaapt, maar weinig onderzoeken meten daadwerkelijk slaapkwaliteit. En zelden is het kind zelf gevraagd naar zijn of haar ervaring.

Hond versus hulphond

Een belangrijk deel van de review ging over de vraag: is een hulphond écht beter dan een gewone gezelschapshond? Het antwoord: waarschijnlijk niet.

De effecten van een goed opgevoede huishond – bijvoorbeeld op stemming, stress en sociaal contact – zijn vaak net zo sterk als die van een dure, intensief getrainde assistentiehond. Sommige studies tonen zelfs betere resultaten bij mensen met een gewone hond. En dat is niet zo vreemd. De belangrijkste ‘taken’ die honden volgens ouders uitvoeren zijn: gezelschap bieden, rust brengen, structuur geven. Dat zijn dingen die een niet-getrainde hond ook vaak doet.

Natuurlijk zijn er taken die een huishond niet kan: zoals het blokkeren van een deur als een kind wil weglopen, of het waarschuwen bij overprikkeling. Maar het onderzoek laat zien dat deze unieke functies lang niet in alle gezinnen worden gebruikt – of nodig zijn.

De keerzijde van de medaille

Assistentiehonden worden vaak voorgesteld als wondermiddel, maar in de praktijk vergt het bezit van zo’n hond veel tijd, geld en geduld. Dat blijkt ook uit de interviews met ouders. Veel ouders onderschatten de belasting:

  • De hond moet dagelijks worden verzorgd, getraind en uitgelaten – ook als het regent.
  • Gezinnen moeten leren omgaan met het gedrag van de hond én van het kind.
  • De kosten zijn fors: denk aan voeding, training, dierenarts en verzekering.
  • Niet alle honden matchen goed met het kind. Soms is er aanvankelijk afwijzing of zelfs agressie van het kind naar de hond.

Daarnaast melden ouders problemen in het dagelijks leven: scholen of restaurants die de hond niet toelaten, mensen op straat die de hond willen aaien terwijl dat niet mag, of buren die klagen over geblaf. En dan is er nog het verdriet als de hond ziek wordt of overlijdt – iets wat sommige kinderen met autisme moeilijk kunnen verwerken.

Nederland en België

In Nederland worden assistentiehonden voor mensen met autisme meestal gefinancierd via de Wmo of de zorgverzekering, maar alleen als er een duidelijke medische indicatie is en geen beter alternatief. Dat maakt de toegang beperkt en de wachttijden lang – vaak jaren. In België is de situatie vergelijkbaar: er zijn slechts een handvol organisaties die zulke honden opleiden, met strenge selectie en beperkte capaciteit.

Veel ouders kiezen er daarom voor om zelf een hond op te leiden, eventueel met begeleiding. Maar dat is niet zonder risico: een slecht getrainde hond kan juist voor extra onrust zorgen, zowel bij het kind als in het gezin

Kind blij, gezin blij?

Toch blijven veel ouders enthousiast. In de kwalitatieve studies geven zij aan dat de hond:

  • Een ‘brug’ vormt naar de buitenwereld: mensen maken sneller contact via de hond.
  • Structuur brengt: wandelen op vaste tijden, een herkenbare aanwezigheid in huis.
  • Voor meer rust en plezier zorgt in het gezin – ook voor broertjes en zusjes.

Sommige ouders noemen de hond zelfs een soort “tweede opvoeder”: altijd geduldig, altijd beschikbaar. Het beeld van de hond als loyale kameraad die niet oordeelt, komt vaak terug.

Maar: al deze voordelen werden ook genoemd door ouders van kinderen met een gewone hond. Het lijkt dus niet zozeer te gaan om de training van de hond, maar om de relatie die ontstaat tussen kind en dier.

Wat moet er beter in het onderzoek?

De conclusie van de auteurs is helder: er is dringend behoefte aan beter onderzoek. Te veel studies zijn van lage kwaliteit, richten zich alleen op ouderervaringen en missen objectieve metingen. Wat we missen zijn:

  • Vergelijkingen tussen assistentiehond en gewone hond in dezelfde setting.
  • Langetermijnstudies: wat blijft er over van het effect na 2 of 3 jaar?
  • Onderzoek bij volwassenen met autisme – nu grotendeels afwezig.
  • Informatie over het welzijn van de hond zelf.

Ook de kosten-batenanalyse ontbreekt vrijwel volledig. Wat levert zo’n hond écht op – financieel, praktisch en emotioneel – in vergelijking met andere vormen van ondersteuning zoals therapie, dagbesteding of technologie?

Samenvatting

  • Assistentiehonden lijken voordelen te bieden bij autisme, maar het bewijs is zwak.
  • Gewone huishonden geven vaak vergelijkbare voordelen.
  • De belasting (tijd, geld, zorg) van een (hulp)hond is groot.
  • In Nederland en België is de toegang beperkt en de wachttijd lang.
  • Meer en beter onderzoek is dringend nodig, zeker ook bij volwassenen.

Mulraney M, Rincones O, Bryant C, Saredakis D, Ghezzi E, Lampit A. A mixed methods systematic review of assistance dogs for people with autism. Neurosci Biobehav Rev. 2025;173:106160. doi:10.1016/j.neubiorev.2025.106160

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *