Hoe neuroplasticiteit kan helpen bij prikkelverwerking in autisme

Voor veel mensen met autisme is de wereld soms een beetje te luid, te fel of te veel.
Het kan gaan om een onverwacht harde deurklap, het felle licht van tl-buizen, of juist een trui die op de huid kriebelt. Soms voelt het alsof alle prikkels tegelijk binnenkomen en je hersenen geen filter hebben. Bij anderen is het tegenovergestelde het geval: signalen komen juist minder sterk binnen, waardoor extra prikkels worden opgezocht.

Deze verschillen in prikkelverwerking – ook wel sensorische over- of ondergevoeligheid – horen bij het autismeprofiel en hebben veel invloed op dagelijks functioneren. Ze kunnen bepalen of iemand ontspannen naar een supermarkt kan, of dat zo’n bezoek uitloopt op paniek. Ook sociale situaties worden beïnvloed: wie constant geluiden probeert te negeren, heeft minder energie over voor gesprekken.

Onderzoek laat zien dat prikkelverwerking niet alleen een zintuiglijk, maar ook een emotioneel proces is. Geluiden, geuren of aanrakingen worden in de hersenen gekoppeld aan emoties en herinneringen. Bij autisme lijkt dat proces anders te verlopen, onder andere doordat verbindingen tussen hersengebieden anders zijn opgebouwd of functioneren.

Een sleutelbegrip in deze discussie is neuroplasticiteit – het vermogen van de hersenen om zich aan te passen. Dat geldt niet alleen in de kindertijd, maar ook op volwassen leeftijd. En juist dat aanpassingsvermogen kan worden benut om prikkelverwerking te verbeteren.

Neuroplasticiteit: Het aanpassingsvermogen van het brein

Neuroplasticiteit is de ingebouwde ‘trainingsfunctie’ van onze hersenen. Elke keer dat je iets nieuws leert, passen je hersenen zich een beetje aan. Op celniveau betekent dit dat verbindingen tussen zenuwcellen (synapsen) sterker of juist zwakker worden.

Er zijn twee bekende mechanismen:

  • LTP (long-term potentiation): herhaalde of intense prikkeling van een synaps versterkt de verbinding, waardoor signalen sneller en makkelijker worden doorgegeven.
  • LTD (long-term depression): minder intensieve prikkeling kan een verbinding juist verzwakken of zelfs laten verdwijnen – handig om onbelangrijke informatie te vergeten.

Bij autisme lijken deze processen soms anders te verlopen. Er kan bijvoorbeeld te veel versterking (LTP) en te weinig verzwakking (LTD) plaatsvinden. Het gevolg: netwerken in de hersenen worden te ‘druk’, waardoor filters minder goed werken. Onbelangrijke prikkels blijven rondzingen en krijgen evenveel aandacht als belangrijke signalen.

Ook synaptisch snoeien – het opruimen van overbodige verbindingen tijdens de ontwikkeling – kan anders verlopen. Uit onderzoek blijkt dat sommige mensen met autisme meer en minder efficiënt georganiseerde verbindingen in de hersenschors hebben. Het kan verklaren waarom prikkels soms te intens worden ervaren of juist niet goed doorkomen.

Neurotransmitters spelen ook een rol. Vooral de balans tussen het ‘gaspedaal’ glutamaat en de ‘rem’ GABA lijkt bij autisme vaak verstoord. Minder remkracht betekent dat hersenen gevoeliger reageren op binnenkomende signalen.

Het goede nieuws? Omdat neuroplasticiteit levenslang aanwezig is, kunnen therapieën proberen deze processen in gunstige richting te sturen.

Wat er in het brein gebeurt bij prikkelverwerking

Prikkelverwerking is een samenwerking van verschillende hersengebieden:

  • Auditief systeem en limbisch systeem: geluiden worden niet alleen technisch verwerkt, maar ook emotioneel gekleurd. Daarom kan een bepaald geluid bij de één neutraal zijn, maar bij de ander spanning oproepen.
  • Visuele cortex: verwerkt wat we zien. Bij autisme kan deze overactief zijn, waardoor felle lichten of drukke patronen te intens binnenkomen.
  • Somatosensorische cortex: verwerkt aanraking, druk, temperatuur en pijn. Hier kan een verstoorde balans tussen prikkelende en remmende signalen leiden tot over- of ondergevoeligheid voor aanraking.
  • Thalamus: fungeert als ‘schakelcentrale’ die prikkels doorstuurt naar de juiste gebieden. Als deze te veel of te weinig doorlaat, raakt de balans zoek.
  • Amygdala en insula: koppelen zintuiglijke informatie aan emoties en lichaamsgevoel. Bij autisme worden prikkels hier soms als intenser of dreigender ervaren.

Stel je voor dat je in een kantoortuin zit. Een collega typt, iemand zet koffie, de printer maakt geluid. Bij veel mensen filtert de thalamus automatisch het meeste weg. Bij sommige mensen met autisme blijft elk geluid even hard ‘aan staan’ en raakt het emotionele systeem overbelast.

Omdat al deze hersengebieden dankzij neuroplasticiteit veranderbaar zijn, zoeken onderzoekers naar manieren om via therapie verbindingen te versterken, te verzwakken of opnieuw te organiseren.

Klassieke therapieën

  • Ayres Sensory Integration (ASI): Ontwikkeld door ergotherapeut Jean Ayres. Kinderen (en soms volwassenen) doen speelse, sensorische activiteiten die meerdere zintuigen tegelijk prikkelen. Het doel is het brein te leren prikkels beter te filteren en te combineren. Onderzoek laat verbeteringen zien in zelfzorg, sociale interactie en communicatie, mits de therapie wordt uitgevoerd door getrainde therapeuten.
  • Sensory Integration Therapy (SIT): Lijkt op ASI, maar wordt breder toegepast en minder strikt volgens protocol. Resultaten verschillen sterk tussen studies, deels omdat de uitvoering niet altijd consistent is.
  • Snoezelen: Een gecontroleerde multisensory-ruimte met licht, geluid, geur en tastprikkels. Kan ontspannend werken en sociale interactie bevorderen, maar harde wetenschappelijke bewijzen zijn schaars.
  • Dierondersteunde interventies: Van paardrijden tot werken met honden of cavia’s. Behalve plezier en ontspanning kunnen zulke activiteiten balans, motoriek en sociale motivatie verbeteren. Vooral paardrijden stimuleert het evenwichtssysteem (vestibulair), wat indirect ook spraak en motorische planning kan beïnvloeden.
  • Muziektherapie: Muziek spreekt emotionele en motorische hersengebieden tegelijk aan. Studies tonen verbeteringen in sociale communicatie en hersenverbindingen. Het werkt vooral goed in een veilige setting waarin samen muziek maken centraal staat.
  • Ouderbetrokkenheid: Therapie werkt beter als ouders actief meedoen en thuis oefenen. Onderzoek laat zien dat dit hersenactiviteit in sociale netwerken kan beïnvloeden en sociale interacties blijvend kan verbeteren.

In Nederland en België worden deze therapieën vaak gecombineerd, bijvoorbeeld in dagbehandelcentra of via gespecialiseerde ergotherapeuten.

Moderne technieken

  • Virtual reality (VR): Met VR kun je prikkels gecontroleerd aanbieden. Denk aan een virtuele supermarkt waarin iemand kan oefenen met geluiden, licht en drukte, maar waar de intensiteit rustig kan worden opgebouwd. VR kan hersengebieden gericht trainen en vooruitgang objectief meten.
  • Cannabinoïden: Sommige onderzoeken rapporteren minder hyperactiviteit, betere slaap en minder angst bij gebruik van medicinale cannabis of CBD-olie. De stoffen beïnvloeden netwerken in o.a. de amygdala en prefrontale cortex. Bewijs is nog beperkt en langetermijneffecten zijn onvoldoende bekend.
  • Neurofeedback: Hierbij leert iemand via EEG zijn eigen hersenactiviteit te sturen. Bijvoorbeeld door ontspannende hersenritmes (alpha) te versterken. Kan helpen bij overgevoeligheid voor prikkels, maar resultaten zijn wisselend.
  • Niet-invasieve hersenstimulatie (tDCS, TMS): Met zwakke elektrische of magnetische pulsen wordt hersenactiviteit beïnvloed. Dit kan overactieve netwerken kalmeren of juist stimuleren. Onderzoek bij autisme laat hoopvolle resultaten zien, zoals minder repetitief gedrag en betere aandacht, maar het blijft experimenteel.

Kritische blik: Wat werkt nu echt?

Hoewel veel therapieën verbeteringen laten zien, is het bewijs vaak beperkt door kleine onderzoeksgroepen, korte duur of gebrek aan standaardisering. Wat bij de één werkt, kan bij de ander niets doen. Belangrijke factoren:

  • Persoonlijk sensorisch profiel: overgevoelig voor geluid vraagt om andere aanpak dan ondergevoeligheid voor aanraking.
  • Leeftijd en ontwikkelingsfase: sommige methoden werken beter bij jonge kinderen, andere juist bij volwassenen.
  • Context: therapie moet passen in het dagelijks leven, anders is de kans op blijvend effect klein.

Er is dus geen ‘one size fits all’-oplossing. Een combinatie van methoden, afgestemd op de persoon, lijkt de meeste kans te bieden.

De toekomst

De komende jaren zal therapie waarschijnlijk nog persoonlijker worden. Denk aan VR-programma’s die zich automatisch aanpassen aan iemands stressniveau, of hersenstimulatie die wordt afgestemd op het sensorisch profiel.

Ook komt er meer aandacht voor volwassenen met autisme, een groep die nu vaak buiten beeld blijft bij sensorische therapieën.

Samengevat

  • Neuroplasticiteit biedt kansen om prikkelverwerking te verbeteren.
  • Zowel klassieke als moderne methoden hebben potentie, maar bewijs verschilt.
  • Maatwerk is essentieel.

Of zoals een deelnemer aan een VR-studie zei: “Eindelijk kon ik in de supermarkt oefenen zonder echt in de supermarkt te zijn.” Dat is de kracht van neuroplasticiteit in actie: oefenen, aanpassen, en langzaam de wereld wat minder overweldigend maken.

Suprunowicz M, Bogucka J, Szczerbińska N, Modzelewski S, Oracz AJ, Konarzewska B, Waszkiewicz N. Neuroplasticity-Based Approaches to Sensory Processing Alterations in Autism Spectrum Disorder. Int J Mol Sci. 2025 Jul 23;26(15):7102. doi: 10.3390/ijms26157102. PMID: 40806233.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *