Autisme wordt vaak gezien als een toestand waarbij kinderen (of volwassenen) minder gemotiveerd zijn om sociale interacties aan te gaan, zich liever terugtrekken in hun eigen wereld van interesses. Toch is dit beeld mogelijk te simplistisch. Volgens de sociale motivatietheorie, ontwikkeld door Simon Baron-Cohen in de jaren 90, vertonen autistische personen wel degelijk verschillen in hun motivatie voor sociale interactie in vergelijking met niet-autistische personen.
Uit neuroimaging-studies blijkt dat autistische mensen mogelijk een unieke manier van “beloningsverwerking van sociale stimuli” hebben (Bottini, 2018). Dit houdt in dat het netwerk van hersenstructuren dat sociale stimuli detecteert, de beloningswaarde evalueert en beslissingen neemt, anders functioneert dan bij neurotypische leeftijdsgenoten. Dit netwerk omvat structuren zoals de orbitofrontale cortex, het striatum en de amygdala, en wordt beïnvloed door neurochemicaliën waaronder dopamine en oxytocine (Chevallier et al., 2012).
Hersenstructuren betrokken bij sociale motivatie
- Orbitofrontale cortex (OFC): Dit gebied van de hersenen speelt een cruciale rol in het beslissingsproces en in het evalueren van beloningen en straffen. De OFC helpt ons om de waarde van sociale interacties te begrijpen en te beoordelen, wat essentieel is voor het vormen van gepaste reacties in sociale situaties.
- Striatum: Dit hersengebied is een belangrijk onderdeel van het beloningssysteem en is betrokken bij het verwerken van beloningen. Het striatum helpt bij het versterken van gedragingen die leiden tot beloningen, inclusief sociale interacties. Bij autistische personen kan de reactie van het striatum op sociale stimuli afwijken, wat hun sociale betrokkenheid kan beïnvloeden.
- Amygdala: De amygdala speelt een belangrijke rol bij het verwerken van emoties en het herkennen van emotionele uitdrukkingen bij anderen. Deze functie is essentieel voor effectieve sociale communicatie en empathie. Verstoringen in de amygdala kunnen bijdragen aan de uitdagingen in sociale interacties die vaak worden gezien bij autisme.
Neurochemicaliën en hun invloed
- Dopamine: Deze neurotransmitter is fundamenteel voor ons beloningssysteem. Dopamine is betrokken bij het ervaren van plezier en motivatie, inclusief de motivatie om sociale banden aan te gaan en te onderhouden. Afwijkingen in de dopamine-regulatie kunnen een rol spelen bij de verschillen in sociale motivatie die worden waargenomen bij autistische individuen.
- Oxytocine: Vaak aangeduid als het ‘knuffelhormoon’, speelt oxytocine een rol bij het bevorderen van gevoelens van vertrouwen en verbondenheid in relaties. Oxytocine wordt ook geassocieerd met sociale herkenning en het vormen van sociale banden. Veranderingen in de oxytocine-activiteit kunnen invloed hebben op hoe autistische personen sociale interacties en relaties ervaren en waarderen.
Kritiek
Hoewel de theorie waardevolle inzichten biedt, is er ook kritiek:
- Validiteit van vergelijkingen: critici vragen zich af of het vergelijken van de activiteit van het beloningsverwerkingsnetwerk van autistische individuen met dat van niet-autistische individuen een geldige methode is om hun sociale motivatie te beoordelen (Kapp et al., 2019).
- Dynamische interacties: Jaswal en Akhtar (2019) stellen dat sociale motivatie beter begrepen kan worden als een interactie tussen twee individuen, beïnvloed door de kwaliteit van hun onderling begrip. Autistische personen tonen een sterke interesse in sociale en romantische relaties, maar ondervinden problemen door het “dubbele empathieprobleem”, waarbij zowel autistische als niet-autistische mensen moeite hebben elkaar te begrijpen (Milton, 2012).
Er is onvoldoende onderzoek dat een directe link legt tussen bepaalde non-verbale gedragingen van autistische kinderen, zoals oogcontact, en hun sociale motivatie (Elias & White, 2020). Evenmin is er consistente ondersteuning voor het idee dat autistische personen minder sociale interacties zoeken.
Bottini, S. (2018). Social reward processing in individuals with autism spectrum disorder: A systematic review of the social motivation hypothesis. Research in Autism Spectrum Disorders, 45, 9–26. https://doi.org/10.1016/j.rasd.2017.10.001
Chevallier C, Kohls G, Troiani V, Brodkin ES, Schultz RT. The social motivation theory of autism. Trends Cogn Sci. 2012 Apr;16(4):231-9. doi: 10.1016/j.tics.2012.02.007. Epub 2012 Mar 17. PMID: 22425667; PMCID: PMC3329932.
Jaswal, V. K., & Akhtar, N. (2019). Being versus appearing socially uninterested: Challenging assumptions about social motivation in autism. The Behavioral and Brain Sciences, 42, e82–e82. https://doi.org/10.1017/S0140525X18001826