Ondanks het stereotype beeld, komt automutilatie niet alleen voor bij personen met een impulsieve of dramatische gedragsstijl, maar ook bij degenen die als overgecontroleerd worden beschouwd.
Studies tonen aan dat zelfbeschadiging significant vaker voorkomt bij autistische mensen dan in de algemene bevolking, met schattingen die variëren van 24% tot 33% van de onderzochte groepen. Risicofactoren zoals lage stemmingen en impulsiviteit zijn geïdentificeerd, maar de specifieke triggers voor zelfbeschadiging kunnen variëren.
- Verhoogde prevalentie: 24% tot 33% van autistische individuen vertonen zelfbeschadigend gedrag.
- Risicofactoren: Lage stemming, impulsiviteit, overweldiging, en perfectionisme.
De constante druk om te voldoen aan de normen van onze op neurotypische individuen ingerichte samenleving kan leiden tot overweldiging en sociaal isolement, wat zelfbeschadiging kan bevorderen. De negatieve zelfbeelden die vaak ontstaan in een wereld die niet is ingericht op neurodiversiteit, dragen verder bij aan dit gedrag.
Is er een verband tussen functioneringsniveau en zelfbeschadiging
Het verband tussen automutilatie en het functioneringsniveau van individuen met autisme is complex en wordt beïnvloed door verschillende factoren. De termen “hoger functionerend” en “lager functionerend” worden soms gebruikt om de mate van ondersteuningsbehoeften bij mensen met autisme aan te geven, maar ze kunnen misleidend zijn omdat ze niet alle aspecten van een individu’s functioneren of capaciteiten vangen.
- Risicofactoren en functioneringsniveau: Uit onderzoek blijkt dat zelfbeschadigend gedrag kan voorkomen bij zowel mensen die als ‘hoog functionerend’ worden beschouwd (bijvoorbeeld diegenen zonder intellectuele beperking en met goede verbale vaardigheden) als bij mensen die als ‘laag functionerend’ worden beschouwd (bijvoorbeeld diegenen met aanzienlijke intellectuele beperkingen en (daardoor) grotere communicatieve uitdagingen). De prevalentie en vormen van zelfbeschadiging kunnen echter verschillen.
- Verschillende vormen van stress en coping: Hoger functionerende individuen met autisme kunnen unieke stressoren ervaren, zoals hogere verwachtingen om te presteren, wat kan leiden tot verschillende vormen van zelfbeschadigend gedrag, zoals huidkrabben of hoofdbonzen uit frustratie of overweldiging. Lager functionerende individuen kunnen meer fysieke vormen van zelfbeschadiging vertonen, zoals zichzelf bijten of slaan, mogelijk als gevolg van communicatieve frustraties of zintuiglijke overgevoeligheden.
- Impact van sociale en zintuiglijke overbelasting: Autistische personen, ongeacht hun functioneringsniveau, kunnen te maken krijgen met zintuiglijke integratieproblemen en sociale overbelasting, die beide kunnen bijdragen aan zelfbeschadigend gedrag als een vorm van zelfregulatie of als een uitlaatklep voor opgebouwde stress.
- Toegang tot en gebruik van copingstrategieën: Het vermogen om effectieve copingstrategieën te gebruiken, kan ook verschillen. Individuen die als hoger functionerend worden beschouwd, hebben mogelijk toegang tot meer cognitief georiënteerde strategieën, zoals therapie of zelfhulpstrategieën, terwijl die als lager functionerend worden beschouwd, misschien meer afhankelijk zijn van externe regulatie door verzorgers of aangepaste omgevingen.
Er is dus geen eenvoudig antwoord op de vraag of zelfbeschadiging vaker voorkomt bij hoger of lager functionerende individuen met autisme. Beide groepen kunnen vatbaar zijn voor zelfbeschadigend gedrag, maar de vormen en achterliggende oorzaken kunnen variëren. Belangrijk is de noodzaak voor individueel aangepaste interventies die rekening houden met het unieke profiel van elke persoon, inclusief hun functioneringsniveau, copingvaardigheden, en de specifieke stressoren waarmee zij te maken hebben.
Therapie
Diverse therapeutische benaderingen hebben goede resultaten getoond in het omgaan met zelfbeschadiging bij autisme:
- Dialectische Gedragstherapie (DBT): Dialectische Gedragstherapie, of DBT, is een vorm van therapie die oorspronkelijk is ontwikkeld voor de behandeling van borderline persoonlijkheidsstoornis. DBT focust op het aanleren van vaardigheden in vier sleutelgebieden: mindfulness, interpersoonlijke effectiviteit, emotieregulatie, en stresstolerantie. Deze vaardigheden helpen individuen om beter om te gaan met emotionele onrust en verminderen de neiging tot zelfbeschadiging door alternatieve copingmechanismen te bieden.
- Radicaal-Open Dialectische Gedragstherapie (RO-DBT): RO-DBT is een variant van DBT die speciaal is aangepast voor personen met overgecontroleerde persoonlijkheidstrekken. Deze therapievorm is gericht op het bevorderen van sociale signalen, openheid, en flexibiliteit; eigenschappen die vaak minder ontwikkeld zijn bij overgecontroleerde mensen. RO-DBT omvat training in het herkennen en uiten van emoties op een gezonde manier, wat helpt om de vaak opgebouwde interne spanning die kan leiden tot zelfbeschadiging, te verminderen.
- Acceptatie en Toewijdingstherapie (ACT): ACT helpt individuen om hun gedrag beter af te stemmen op hun persoonlijke waarden en doelen, in plaats van impulsief te reageren op hun emoties. Deze vorm van therapie maakt gebruik van mindfulness technieken en is gebaseerd op het principe van psychologische flexibiliteit. ACT moedigt deelnemers aan om hun emoties te accepteren als onderdeel van het menselijk ervaren en zich te richten op handelingen die consistent zijn met hun waarden, wat bijdraagt aan een verhoogd gevoel van levensdoel en vermindering van zelfbeschadigend gedrag.
Door het bevorderen van een inclusieve samenleving waarin neurodiversiteit een gewone plaats heeft, kunnen we de voorwaarden scheppen voor autistische personen om zichzelf te zijn zonder terug te vallen op zelfbeschadigend gedrag.
Akram, B., Batool, M., Rafi, Z., & Akram, A. (2017). Prevalence and predictors of non-suicidal self-injury among children with autism spectrum disorder. Pakistan Journal of Medical Sciences, 33(5), 1225.
Camm-Crosbie, L., Bradley, L., Shaw, R., Baron-Cohen, S., & Cassidy, S. (2019). ‘People like me don’t get support’: Autistic adults’ experiences of support and treatment for mental health difficulties, self-injury and suicidality. Autism, 23(6), 1431-1441.
Hedley, D., Uljarević, M., Wilmot, M., Richdale, A., & Dissanayake, C. (2018). Understanding depression and thoughts of self-harm in autism: A potential mechanism involving loneliness. Research in Autism Spectrum Disorders, 46, 1-7.