ARFID

ARFID: Nieuwe inzichten uit Zweeds onderzoek

Avoidant Restrictive Food Intake Disorder (ARFID) is een relatief nieuwe eetstoornis die gekenmerkt wordt door een extreem beperkte voedselinname, zowel qua variëteit als hoeveelheid. Dit kan leiden tot ernstige fysieke en psychosociale gevolgen. Het begrijpen van ARFID en de bijbehorende comorbide aandoeningen is van van groot belang belang voor een effectieve diagnose en behandeling. Een recent Zweeds onderzoek heeft waardevolle inzichten verschaft in de prevalentie en aard van neuro-ontwikkelingsstoornissen (NDC’s) en psychiatrische aandoeningen bij kinderen met ARFID.

Wat is ARFID?

ARFID, officieel erkend in de DSM-5, verschilt van andere eetstoornissen zoals anorexia nervosa omdat het niet draait om een verstoord lichaamsbeeld of de angst om aan te komen. In plaats daarvan vermijden individuen met ARFID bepaalde voedingsmiddelen vanwege sensorische gevoeligheden, een gebrek aan interesse in eten, of de angst voor negatieve gevolgen zoals braken. De prevalentie van ARFID wordt geschat op 1-2% onder kinderen en volwassenen, en de aandoening komt even vaak voor bij jongens als bij meisjes. De stoornis manifesteert zich vaak op jonge leeftijd en kan een leven lang duren.

Het onderzoek

Dit onderzoek, uitgevoerd door het Karolinska Instituut in Zweden, bestudeerde een cohort van 30.795 kinderen geboren tussen 1992 en 2008. De onderzoekers maakten gebruik van ouderrapportages en klinische diagnoses uit nationale gezondheidsregisters om de aanwezigheid van ARFID en comorbide aandoeningen te beoordelen.

De diagnostische criteria voor ARFID volgden de DSM-5, waarbij specifieke aandacht werd besteed aan vermijdend/restrictief eetgedrag dat leidt tot klinische consequenties. Het onderzoek richtte zich op zowel continue symptomen als dichotome diagnoses van verschillende NDC’s en psychiatrische aandoeningen.

Bevindingen

Uit het onderzoek bleek dat kinderen met ARFID aanzienlijk hogere kansen hadden op het ontwikkelen van diverse NDC’s en psychiatrische aandoeningen. De meest voorkomende NDC’s waren oppositional defiant disorder (ODD) (19,4%), ADHD (16,9%), ticstoornissen (14,8%) en autisme (12,1%). Wat betreft psychiatrische aandoeningen waren scheidingsangststoornis (29,0%) en slaapstoornissen (20,0%) het meest prevalent.

In vergelijking met kinderen zonder ARFID hadden kinderen met ARFID 14 keer meer kans op autisme en 9 keer meer kans op ADHD. De onderzoeksresultaten benadrukken de complexe en diverse klinische presentatie van kinderen met ARFID.

Implicaties

De hoge mate van comorbiditeit bij kinderen met ARFID suggereert dat deze kinderen een aanzienlijke gezondheidsbelasting ervaren. Dit heeft belangrijke implicaties voor de diagnostiek en behandeling van ARFID. Zorgprofessionals dienen bij de beoordeling van ARFID systematisch te screenen op NDC’s, angst en depressie om vroegtijdige interventie mogelijk te maken en de kans op succesvol herstel te vergroten. De bevindingen ondersteunen ook de noodzaak om behandelingen te ontwikkelen die niet alleen ARFID aanpakken, maar ook de co-occurrerende symptomen.

Neuro-ontwikkelingsstoornissen

De associatie tussen ARFID en NDC’s zoals autisme en ADHD is bijzonder opvallend. Sensitiviteit voor sensorische prikkels, een kenmerk van zowel ARFID als veel NDC’s, kan een verklarende factor zijn. Kinderen met ARFID die ook autisme hebben, kunnen bijvoorbeeld overgevoelig zijn voor de textuur, smaak of geur van voedsel, wat leidt tot restrictief eetgedrag. Evenzo kan impulsiviteit en onoplettendheid bij ADHD bijdragen aan moeilijkheden met eten en maaltijdpatronen.

Psychiatrische aandoeningen

Angststoornissen en depressie komen vaak voor bij kinderen met ARFID. Scheidingsangststoornis was de meest voorkomende angststoornis in dit onderzoek, wat mogelijk te maken heeft met de jonge leeftijd van de kinderen in het cohort. Angst voor onbekend voedsel en de mogelijkheid van negatieve reacties kan de symptomen van ARFID verergeren, waardoor een vicieuze cirkel van vermijdingsgedrag ontstaat. Depressie, hoewel minder frequent dan angst, kan eveneens een negatieve invloed hebben op de eetgewoonten en algemene gezondheid van deze kinderen.

Sekseverschillen

Hoewel het onderzoek geen significante verschillen vond in comorbiditeit tussen jongens en meisjes met ARFID, zijn er toch subtiele verschillen in de presentatie van bepaalde aandoeningen. Jongens hadden bijvoorbeeld meer last van NDC’s en slaapstoornissen, terwijl meisjes vaker last hadden van angststoornissen. Dit benadrukt het belang van gespecificeerde screenings- en behandelingsstrategieën die rekening houden met sekseverschillen.

Nyholmer M, Wronski ML, Hog L, Kuja-Halkola R, Lichtenstein P, Lundström S, Larsson H, Taylor MJ, Bulik CM, Dinkler L. Neurodevelopmental and psychiatric conditions in 600 Swedish Children with the ARFID phenotype. medRxiv [Preprint]. 2024 May 16:2024.05.16.24307471. doi: 10.1101/2024.05.16.24307471. PMID: 38798326; PMCID: PMC11118652.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *