Van darmen tot brein: Hoe voeding en het microbioom autisme beïnvloeden

Eten is voor veel mensen een vanzelfsprekendheid, maar voor veel mensen met autisme is het een dagelijkse uitdaging. Voedselneofobie, selectief eten en zelfs klinische eetstoornissen zoals ARFID (vermijdend/restrictief voedselinnamestoornis) komen veel vaker voor bij mensen met autisme dan bij de rest van de bevolking. Maar waarom?

Steeds meer wetenschappers kijken naar de darmflora—het microbioom—als een mogelijke sleutel. De darmen en het brein zijn namelijk nauw met elkaar verbonden via de zogenoemde darm-hersen-as. Darmbacteriën beïnvloeden niet alleen de spijsvertering, maar ook stemming, gedrag en cognitieve functies. Als het microbioom uit balans raakt, kan dit effect hebben op autistische symptomen en de algehele gezondheid.

Wat weten we tot nu toe over de relatie tussen autisme, eetproblemen en het microbioom? En nog belangrijker: wat kunnen we ermee in de praktijk?

Eetproblemen bij autisme: Meer dan kieskeurigheid

Selectief eten komt bij bijna alle jonge kinderen voor, maar bij autisme blijft deze eigenschap vaak langer en heftiger aanwezig. Waar neurotypische kinderen na verloop van tijd gewend raken aan nieuwe smaken en structuren, blijven veel autistische kinderen sterk vasthouden aan een beperkt aantal voedingsmiddelen.

  • Voedselneofobie: Angst of extreme terughoudendheid om nieuwe voedingsmiddelen te proberen.
  • Sensorische overgevoeligheid: Sommige kinderen met autisme vinden de structuur, geur of smaak van bepaalde voedingsmiddelen ondraaglijk.
  • Rituelen en herhaling: Voeding kan een rol spelen in de behoefte aan voorspelbaarheid, bijvoorbeeld door altijd hetzelfde merk of dezelfde bereiding te eisen.

Soms gaat het verder dan alleen “kieskeurig eten”. ARFID is een eetstoornis waarbij de voedselinname zo beperkt is dat het leidt tot ondervoeding, gewichtsverlies of tekorten aan belangrijke voedingsstoffen. In tegenstelling tot anorexia of boulimia speelt hierbij geen angst om dik te worden.

Onderzoek laat zien dat 8% tot 55% van de kinderen met ARFID ook een diagnose binnen het autistisch spectrum heeft. Dit maakt ARFID een reëel risico bij autisme, met gevolgen voor zowel de fysieke als mentale gezondheid.

Van voedsel naar darmflora: Het belang van een gevarieerd dieet

Wat je eet, bepaalt in grote mate welke bacteriën in je darmen leven. Een gevarieerd dieet rijk aan vezels, groenten en gezonde vetten stimuleert een gezond microbioom. Maar bij mensen met autisme is dat vaak een uitdaging:

  • Weinig groente en fruit → minder vezels → slechtere darmflora.
  • Veel bewerkte producten → weinig voedingsstoffen → minder gezonde bacteriën.
  • Selectieve voedselvoorkeuren → eenzijdig dieet → tekorten aan belangrijke stoffen zoals B-vitaminen en omega-3 vetzuren.

Studies laten zien dat kinderen met autisme vaak een lager aantal Bifidobacteriën in hun darmen hebben—bacteriën die helpen bij de spijsvertering en het immuunsysteem ondersteunen. Tegelijkertijd kunnen minder gezonde bacteriën zoals Bacteroides vulgatus in grotere hoeveelheden aanwezig zijn, wat ontstekingen kan veroorzaken.

Dit brengt ons bij de kernvraag: kan een disbalans in het microbioom autistische symptomen verergeren?

De rol van het microbioom bij autisme

De darmflora beïnvloedt de hersenen via de darm-hersen-as, een complex netwerk van zenuwen, hormonen en immuuncellen. Bij autisme zijn hier een aantal opvallende patronen in ontdekt:

  • Ontstekingen en darmproblemen → Studies tonen aan dat kinderen met autisme vaker last hebben van buikpijn, obstipatie en diarree. Dit kan komen door een verstoorde darmflora.
  • Verhoogde doorlaatbaarheid van de darm (“leaky gut”) → Stoffen die normaal in de darmen blijven, komen in de bloedbaan terecht en kunnen de hersenen beïnvloeden.
  • Microbioom beïnvloedt neurotransmitters → Darmbacteriën produceren stoffen zoals serotonine en GABA, die direct invloed hebben op stemming en gedrag.

Uit experimenten met muizen blijkt zelfs dat bepaalde darmbacteriën autisme-achtige symptomen kunnen verergeren of juist verminderen. Hoewel meer onderzoek nodig is, lijkt het duidelijk dat een gezond microbioom van groot belang is voor zowel de fysieke als mentale gezondheid.

Van vicieuze cirkel naar oplossing: Wat kunnen we doen?

Gezien de sterke wisselwerking tussen autisme, voeding en het microbioom, rijst de vraag: kunnen we iets veranderen? Hoewel er geen ‘wondermiddel’ is, zijn er wel een aantal strategieën die kunnen helpen:

  • Langzaam nieuwe voedingsmiddelen introduceren, eventueel met positieve bekrachtiging.
  • Combineren van bekend en onbekend eten om acceptatie te vergroten.
  • Vezelrijke voeding stimuleren (havermout, noten, peulvruchten) om de darmgezondheid te verbeteren.
  • Probiotica: Er is steeds meer bewijs dat probiotica kunnen helpen bij autisme-gerelateerde darmproblemen. Onderzoek laat zien dat bepaalde probiotische stammen, zoals Lactobacillus reuteri, sociale interacties kunnen verbeteren en darmklachten kunnen verminderen.
  • Psychologische en voedingskundige begeleiding: Bij ernstige eetproblemen zoals ARFID kan een combinatie van medische, psychologische en voedingskundige begeleiding noodzakelijk zijn. Gedragstherapie en eettraining kunnen helpen bij het verbreden van het dieet.

Tomaszek N, Urbaniak AD, Bałdyga D, Chwesiuk K, Modzelewski S, Waszkiewicz N. Unraveling the Connections: Eating Issues, Microbiome, and Gastrointestinal Symptoms in Autism Spectrum Disorder. Nutrients. 2025;17(3):486. Published 2025 Jan 29. doi:10.3390/nu17030486

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *