In de loop van de jaren is er veel vooruitgang geboekt in het begrijpen van de genetische basis van autisme. Genetische tests kunnen helpen om meer inzicht te geven in de oorzaken en bieden voordelen voor de zorg en het welzijn van mensen met autisme.
Het onderzoek waar dit artikel op gebaseerd is, richtte zich op de geschiedenis en het gebruik van genetische tests bij volwassenen met ASS. Het onderzoek is een preprint, wat betekent dat het nog niet door vakgenoten is beoordeeld, maar de bevindingen zijn waardevol en bieden interessante inzichten in de genetische zorg voor volwassenen met ASS.
Autisme en onze genen
Autisme heeft een sterke genetische basis, maar het is niet uitsluitend genetisch bepaald. Onderzoek wijst erop dat genetische factoren een belangrijke rol spelen in het ontstaan van ASS, met schattingen die suggereren dat genetica verantwoordelijk is voor ongeveer 50 tot 90% van de variabiliteit in ASS. Dit betekent dat genen een significante bijdrage leveren, maar omgevingsfactoren spelen ook een rol. Niet iedereen met een genetische aanleg ontwikkelt bijvoorbeeld ASS, en bij sommige mensen met ASS wordt geen specifieke genetische oorzaak gevonden.
ASS is een complexe aandoening die door veel verschillende genen kan worden beïnvloed. Er zijn honderden genen geïdentificeerd die in verband worden gebracht met ASS, variërend van genen die de hersenontwikkeling beïnvloeden tot genen die betrokken zijn bij de werking van synapsen, de verbindingen tussen hersencellen. Bekende genetische syndromen zoals Fragiele X-syndroom, Rett-syndroom en tubereuze sclerose kunnen leiden tot ASS, maar deze vormen van autisme zijn relatief zeldzaam.
Hoewel genetisch onderzoek sommige subtypen van autisme kan identificeren, kan niet elk type ASS via genetische tests worden gediagnosticeerd. De genetische varianten die bij ASS worden gevonden, kunnen sterk uiteenlopen en er kunnen ook zogenaamde varianten van onbekende betekenis (VUS) worden geïdentificeerd, waarbij het onduidelijk is of ze verband houden met ASS.
Bij sommige mensen met ASS wordt geen genetische afwijking gevonden, wat betekent dat hun autisme mogelijk wordt veroorzaakt door een complexe interactie tussen genen en omgevingsfactoren. Dit maakt het moeilijk om autieme volledig te diagnosticeren op basis van genetische tests. Genetisch onderzoek kan dus helpen bij het begrijpen van bepaalde gevallen van ASS, vooral bij mensen met specifieke genetische syndromen, maar biedt niet altijd volledige antwoorden voor alle individuen met autisme.
Ethiek van genetische tests voor autisme
Genetisch onderzoek naar autismespectrumstoornis (ASS) roept verschillende ethische vragen op, zowel in de medische wereld als binnen de autistische gemeenschap. Een van de belangrijkste vraagstukken is hoe genetische informatie wordt gebruikt en welke impact dit kan hebben op de manier waarop ASS wordt begrepen en behandeld.
Een van de meest omstreden kwesties is het gebruik van genetische tests tijdens de zwangerschap. Als genetische afwijkingen die samenhangen met autisme vroegtijdig kunnen worden gedetecteerd, bestaat het risico dat ouders keuzes gaan maken op basis van die informatie, zoals het beëindigen van een zwangerschap. Dit roept vragen op over de waarde die de samenleving toekent aan neurodiversiteit en het leven van mensen met autisme.
Voorstanders van neurodiversiteit benadrukken dat autisme een natuurlijke variatie is in het menselijke functioneren en dat het geen “defect” is dat moet worden geëlimineerd. Ze vrezen dat genetische screening de druk op ouders zou kunnen vergroten om te beslissen over het leven van hun ongeboren kind op basis van neurologische verschillen.
Een ander belangrijk ethisch dilemma betreft de privacy van genetische gegevens. Wie heeft toegang tot de resultaten van genetische tests en hoe worden deze gegevens gebruikt? Er is bezorgdheid dat verzekeringsmaatschappijen, werkgevers of overheden deze informatie zouden kunnen misbruiken om mensen met genetische predisposities voor ASS te discrimineren. Hoewel wetten zoals de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in Europa bescherming bieden, blijven er zorgen over datalekken en de onbedoelde gevolgen van genetische informatie.
Bij genetische tests is het belangrijk dat mensen volledig begrijpen wat de test inhoudt en wat de mogelijke resultaten kunnen betekenen. Vooral bij varianten van onbekende betekenis (VUS) kan de onzekerheid rond de uitkomsten zorgen voor stress of verwarring. Gezondheidsprofessionals hebben de ethische verantwoordelijkheid om patiënten goed te informeren over de mogelijkheden en beperkingen van genetisch onderzoek, zodat zij weloverwogen beslissingen kunnen nemen. Dit geldt ook voor familieleden, omdat genetische resultaten vaak implicaties kunnen hebben voor het bredere gezin.
Impact op identiteit en zelfbeeld
Tot slot kan genetische diagnostiek de manier waarop mensen hun identiteit en autisme ervaren beïnvloeden. Voor sommigen kan een genetische diagnose een gevoel van begrip en erkenning bieden, terwijl anderen vrezen dat autisme door genetisch onderzoek te veel als een “ziekte” wordt gepathologiseerd. Dit kan de maatschappelijke kijk op autisme veranderen en leiden tot stigmatisering of de reductie van autisme tot enkel een genetisch verschil, zonder aandacht voor de complexe sociale en persoonlijke aspecten van de aandoening.
In conclusie biedt genetisch onderzoek naar ASS veel voordelen voor diagnostiek en zorg, maar het roept ook ethische kwesties op die zorgvuldig moeten worden overwogen om een evenwicht te vinden tussen wetenschappelijke vooruitgang, privacy en respect voor neurodiversiteit.
Ontwikkeling van genetische tests voor autisme
De eerste genetische tests voor ASS begonnen met onderzoeken naar specifieke genetische syndromen, zoals het Fragiele X-syndroom, dat in sommige gevallen geassocieerd wordt met ASS. Fragiele X-tests werden lange tijd beschouwd als de standaardtest voor mensen met ASS en ontwikkelingsstoornissen. Daarnaast werden chromosomale microarrays (tests die veranderingen in chromosomen opsporen) populair om genetische afwijkingen te identificeren.
De vooruitgang in genetisch onderzoek leidde echter tot nieuwe technieken. Chromosomale microarrays bleven belangrijk, maar de ontdekking van steeds meer genen die mogelijk in verband staan met ASS, leidde tot de ontwikkeling van grotere genpanelen. Deze panels kunnen duizenden genen tegelijk testen, waaronder genen die vaak betrokken zijn bij ASS en verstandelijke beperkingen.
In de afgelopen tien jaar zijn ook meer geavanceerde technieken, zoals exoomsequencing, beschikbaar gekomen. Hierbij wordt het hele coderende deel van het genoom onderzocht om afwijkingen in genen te vinden die mogelijk verantwoordelijk zijn voor ASS. De richtlijnen voor genetische diagnostiek bij ASS zijn hierdoor aangepast, en exoomsequencing wordt nu gezien als de aanbevolen eerste test voor mensen met neurodivergente aandoeningen, waaronder ASS.
Exoomsequencing is een geavanceerde genetische test waarbij alleen de exonen van het DNA worden onderzocht. Exonen zijn de coderende delen van het genoom die instructies bevatten voor het maken van eiwitten. Deze methode richt zich op mutaties in deze specifieke delen van het DNA, omdat de meeste genetische aandoeningen worden veroorzaakt door veranderingen in de exonen. Exoomsequencing biedt een veel dieper inzicht in genetische afwijkingen dan oudere technieken, zoals karyotypering, en is bijzonder nuttig bij het vinden van zeldzame genetische varianten. Hierdoor is het een krachtig instrument voor diagnostiek en gepersonaliseerde zorg.
Het gebruik van genetische tests bij volwassenen
Hoewel genetische tests bij kinderen met ASS steeds vaker worden uitgevoerd, blijkt uit het onderzoek dat het bij volwassenen veel minder gebruikelijk is. Van de 630 volwassenen met een bevestigde ASS-diagnose die tussen 2010 en 2020 in een gespecialiseerde kliniek werden gezien, had slechts 41% een genetische test ondergaan. Dit lage percentage roept vragen op over de toegankelijkheid van genetische zorg voor volwassenen met ASS.
Een aantal factoren speelt hierin een rol. Sommigen weigeren genetische tests, vaak uit bezorgdheid over wat de resultaten kunnen betekenen. Dit was het geval bij 11% van de deelnemers. Voor de rest van de deelnemrs (47%) werd er geen melding gemaakt van genetische tests in hun medische dossiers, wat kan duiden op gemiste kansen in de zorg.
Een mogelijke verklaring voor het lagere gebruik van genetische tests bij volwassenen is dat veel van hen al in hun jeugd werden gediagnosticeerd, toen de technologie voor genetische diagnostiek nog minder geavanceerd was. Oudere methoden, zoals karyotypering (het onderzoeken van de structuur van chromosomen) en Fragiele X-tests, waren destijds gebruikelijk, maar bieden niet dezelfde diepgang als de huidige technieken zoals exoomsequencing.
Bevindingen van het onderzoek
Uit het onderzoek bleek dat 28% van de volwassenen met ASS bij wie een genetische test werd uitgevoerd, een genetische oorzaak voor hun ASS had. Dit benadrukt het belang van genetische tests bij deze populatie. De meest gebruikte testmethoden in dit onderzoek waren chromosomale microarrays en exoomsequencing, hoewel deze laatste nog steeds weinig werd gebruikt bij volwassenen.
De resultaten van de genetische tests waren gemengd. Chromosomale microarrays toonden bij 23% van de geteste volwassenen een genetische afwijking die hun ASS verklaarde. Exoomsequencing, dat wordt gezien als de meest uitgebreide genetische test, gaf bij 47% van de geteste volwassenen een positieve uitslag. Dit betekent dat bijna de helft van de volwassenen met ASS die met deze methode werd getest, een genetische oorzaak voor hun stoornis had.
Interessant is dat er ook varianten van onbekende betekenis (VUS) werden gevonden bij 47% van de mensen die werden getest met het autismepanel en bij 13% van de mensen die exoomsequencing ondergingen. Een VUS is een genetische variant waarvan nog niet duidelijk is of het verband houdt met een aandoening. Dit soort bevindingen onderstreept de complexiteit van genetisch onderzoek, vooral wanneer het gaat om aandoeningen zoals ASS, waar veel genetische factoren betrokken kunnen zijn.
Het belang van genetische tests voor volwassenen met autisme
Het uitvoeren van genetische tests kan een grote impact hebben op de zorg voor volwassenen met ASS. Een genetische diagnose kan helpen om de medische zorg beter af te stemmen op de individuele behoeften van de betrokkene. Sommige genetische afwijkingen kunnen bijvoorbeeld wijzen op bijkomende gezondheidsproblemen, zoals epilepsie of hartafwijkingen, die regelmatige monitoring vereisen. Daarnaast kan het identificeren van een genetische oorzaak families helpen om begrip te krijgen voor de aandoening, en hen toegang geven tot specifieke ondersteuningsgroepen of klinische studies.
In het onderzoek werd ook aangetoond dat genetische tests vaak niet alleen relevant zijn voor de diagnose van ASS, maar ook voor bredere medische inzichten. Voor volwassenen met beperkte communicatievaardigheden kan kennis van genetische afwijkingen helpen om ongemakken of pijn sneller te signaleren, bijvoorbeeld als een genetische afwijking van invloed is op andere organen of systemen in het lichaam.
Conclusie
Hoewel genetische tests veelbelovende resultaten kunnen opleveren voor volwassenen met autismespectrumstoornis, blijft het gebruik ervan in deze groep onderbenut. Slechts 41% van de volwassenen in het onderzochte cohort had enige vorm van genetische test ondergaan. Van degenen die wel getest werden, werd bij 28% een genetische oorzaak voor hun ASS gevonden, wat het belang van deze tests onderstreept. Met de vooruitgang in genetisch onderzoek en de beschikbaarheid van nieuwe testmethoden, zoals exoomsequencing, is het essentieel dat genetische tests vaker worden aangeboden aan volwassenen met ASS.
Mierau SB, Thom RP, Ravichandran CT, Nagy A, Rice C, Macenski C, Keary CJ, Palumbo ML, McDougle CJ, Neumeyer AM. Genetic Testing History in Adults with Autism Spectrum Disorder. medRxiv [Preprint]. 2024 Aug 19:2024.08.18.24312179. doi: 10.1101/2024.08.18.24312179. PMID: 39228695; PMCID: PMC11370500.