autisme

Afstand inschatten en voorkeuren voor nabijheid bij autisme

De afstand die we aanhouden tot anderen tijdens sociale interacties speelt een grote rol in hoe we ons voelen en hoe we ons gedragen. Of het nu gaat om een gesprek met een vriend of het wachten in de rij bij de supermarkt, we zoeken vaak een balans tussen niet te dichtbij en niet te ver weg van anderen staan. Deze balans zorgt voor comfort en veiligheid, maar kan per persoon en situatie verschillen.

Voor mensen met autisme lijkt deze balans vaak anders te zijn. Sommige mensen met autisme geven de voorkeur aan meer afstand, terwijl anderen juist minder afstand prettig vinden. Dit maakt het begrijpen van interpersoonlijke afstand belangrijk, vooral omdat het invloed kan hebben op hoe mensen met autisme sociale situaties ervaren. Onderzoekers hebben geprobeerd dit fenomeen te begrijpen, maar eerdere studies laten verschillende resultaten zien.

Onderzoek naar interpersoonlijke afstand bij autisme

Mensen met autisme hebben vaak moeite met sociale interacties en het begrip dat afstand hierin een rol speelt. Maar waarom varieert deze afstand zo sterk binnen de autistische gemeenschap? Sommige onderzoeken laten zien dat autistische personen grotere afstanden prefereren, terwijl andere studies het tegenovergestelde rapporteren: een voorkeur voor minder afstand. Deze variaties maken het moeilijk om een eenduidige conclusie te trekken.

Het is belangrijk om naar individuele behoeften te kijken in plaats van algemene aannames te doen over hoe autistische mensen sociale interacties ervaren.

Het onderzoek waar dit artikel over gaat richtte zich daarom op twee aspecten: de voorkeur voor interpersoonlijke afstand en hoe accuraat deze afstand wordt ingeschat. De vraag was of autistische mensen de afstand tot anderen anders inschatten dan niet-autistische mensen en of deze inschatting invloed heeft op hun voorkeur voor nabijheid. Dit werd onderzocht bij zowel autistische als niet-autistische proefpersonen.

Hoe werd het onderzoek uitgevoerd?

Om deze vraag te beantwoorden, ontwikkelden de onderzoekers een methode waarbij gebruik werd gemaakt van video’s. In deze video’s liepen vreemden, die de proefpersonen niet kenden, in een rechte lijn op de camera af of liepen juist van de camera weg. De taak van de proefpersonen was om de video te pauzeren op het moment dat ze zich comfortabel voelden met de afstand van de vreemdeling. Dit simuleerde een sociale situatie waarin mensen hun persoonlijke ruimte bewaken.

Naast het meten van de voorkeur voor afstand werd ook gekeken naar hoe goed de proefpersonen de afstand konden inschatten. Hiervoor kregen de deelnemers een stilstaand beeld te zien van een persoon op een bepaalde afstand, waarna de persoon begon te lopen. De proefpersonen moesten de video stopzetten op het moment dat ze dachten dat de persoon dezelfde afstand had bereikt als in de stilstaande foto. Deze test gaf inzicht in hoe nauwkeurig mensen afstanden inschatten in een sociale context.

Het onderzoek werd uitgevoerd met een groep van 80 deelnemers: 39 autistische personen en 41 niet-autistische (neurotypische) personen. De groepen werden gematcht op basis van leeftijd en intelligentie, en alle autistische deelnemers waren hoogfunctionerend. Door deze opzet konden de onderzoekers de verschillen tussen de twee groepen op een gecontroleerde manier bestuderen.

Wat zeggen de gegevens?

De resultaten van dit onderzoek waren op meerdere fronten opvallend. Hoewel er geen grote verschillen werden gevonden in de gemiddelde voorkeur voor afstand tussen autistische en niet-autistische mensen, viel één ding op: autistische mensen vertoonden veel meer variatie in hun voorkeuren. Sommigen wilden veel afstand houden, terwijl anderen juist een voorkeur hadden voor minder afstand. Deze grotere variatie geeft aan dat er binnen de autistische gemeenschap veel individuele verschillen zijn.

Daarnaast bleek dat er een duidelijke relatie was tussen hoe nauwkeurig iemand de afstand kon inschatten en hun voorkeur voor afstand, maar dit was alleen het geval bij de autistische deelnemers. Bij deze groep leidde een foutieve inschatting van de afstand tot sterkere voorkeuren: als iemand dacht dat de ander dichterbij stond dan in werkelijkheid het geval was, wilden ze liever minder afstand houden. Als de ander verder leek, dan wilden ze juist meer afstand creëren.

Wat vooral opviel was dat deze verbanden niet bestonden in de niet-autistische groep. Daar was er geen duidelijke relatie tussen afstandsinschatting en voorkeur voor nabijheid.

GroepGemiddelde voorkeur voor afstand (cm)Variatie (SD)Relatie met inschatting (correlatie)
Autistische groep194,557,9Positief (r = 0.54)
Neurotypische groep177,236,2Geen significante correlatie
Overzicht van de variatie in afstandsvoorkeuren en de relatie met de inschatting van de afstand.

Wat betekenen deze resultaten?

De bevindingen van dit onderzoek zijn belangrijk omdat ze laten zien dat autistische mensen sterk variëren in hun afstandsvoorkeuren en dat deze voorkeuren gerelateerd zijn aan hoe zij de afstand inschatten. Dit suggereert dat autistische mensen die de afstand als kleiner inschatten, geneigd zijn om minder afstand te willen houden, en andersom. Dit kan een verklaring zijn voor waarom sommige autistische mensen moeite hebben met het vinden van de juiste balans in sociale afstand.

Het onderzoek benadrukt ook het belang van het erkennen van individuele verschillen binnen de autistische gemeenschap. Veel onderzoeken proberen algemene uitspraken te doen over autisme, maar deze studie laat zien dat er binnen deze groep een grote diversiteit is.

Hoe kunnen we dit in de praktijk gebruiken?

Deze bevindingen hebben praktische implicaties voor mensen die werken met autistische personen, zoals therapeuten en begeleiders. Door meer aandacht te besteden aan hoe iemand met autisme afstand inschat en welke voorkeuren ze hebben voor sociale afstand, kunnen professionals effectievere strategieën ontwikkelen om sociale interacties te ondersteunen.

Bijvoorbeeld, als iemand moeite heeft met het inschatten van afstanden, kan dit invloed hebben op hun comfortniveau tijdens sociale interacties. Training en begeleiding die zich richten op het verbeteren van de afstandsinschatting kunnen mogelijk helpen om het sociaal functioneren van autistische mensen te verbeteren.

Conclusie

Dit onderzoek toont aan dat er geen universele voorkeur is voor interpersoonlijke afstand bij autistische mensen. In plaats daarvan is er een grote variatie in voorkeuren, die sterk samenhangt met hoe zij afstanden inschatten. Het begrijpen van deze variaties en de relatie tussen afstandsinschatting en sociale voorkeuren kan ons helpen om sociale ondersteuning op maat te bieden voor mensen met autisme.

Givon-Benjio N, Marx T, Hartston M, Aderka IM, Hadad BS, Okon-Singer H. The relationship between interpersonal distance preference and estimation accuracy in autism. PLoS One. 2024 Sep 9;19(9):e0306536. doi: 10.1371/journal.pone.0306536. PMID: 39250483; PMCID: PMC11383220.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *