Dyslexie, een veelvoorkomende leerstoornis, beïnvloedt het vermogen om te lezen, schrijven en spellen. Het wordt vaak in de kindertijd gediagnosticeerd en treft ongeveer 3 tot 7% van de kinderen. Hoewel de exacte oorzaken complex zijn, weten we dat genetica een belangrijke rol speelt. Studies met tweelingen tonen aan dat de erfelijkheid van dyslexie tussen de 40% en 70% ligt. Maar hoe vertaalt deze genetische aanleg zich naar de ontwikkeling van het brein?
Recente onderzoeken wijzen erop dat dyslexie niet door een enkel gen wordt veroorzaakt, maar door een combinatie van vele genetische varianten. Deze zogenaamde polygenetische aanleg zorgt voor subtiele veranderingen in de hersenstructuur en -functie. Door middel van grote datasets, zoals de UK Biobank, krijgen onderzoekers steeds meer inzicht in de samenhang tussen genetica en het brein.
Het brein van volwassenen met dyslexie
Een recent onderzoek onder meer dan 30.000 volwassenen onthulde belangrijke verschillen in de hersenstructuur van mensen met een genetische aanleg voor dyslexie. Een opvallende bevinding was dat deze mensen een kleiner volume hadden in delen van de motorische cortex. Dit gebied speelt een cruciale rol bij het coördineren van bewegingen, maar wordt ook geactiveerd bij lezen en schrijven.
Daarnaast vonden de onderzoekers verschillen in de interne capsule, een bundel zenuwbanen die signalen tussen verschillende hersengebieden doorgeeft. Dit suggereert dat de samenwerking tussen hersenregio’s, zoals die voor taal en visuele verwerking, mogelijk minder effectief verloopt bij mensen met dyslexie.
Hoe genetica het brein vormt
Om de invloed van genetica te begrijpen, gebruiken wetenschappers polygenetische scores. Dit is een getal dat de genetische aanleg voor een bepaalde eigenschap weerspiegelt, zoals dyslexie. Hoe hoger de score, hoe groter de kans dat iemand kenmerken van dyslexie ontwikkelt.
In het onderzoek werden specifieke genetische varianten gekoppeld aan veranderingen in de hersenstructuur. Een van de opvallendste vondsten was een variant in het BCL11B-gen, dat een rol speelt bij de ontwikkeling van hersencellen en hun verbindingen. Mensen met deze variant hadden niet alleen een kleiner motorisch cortexvolume, maar ook een grotere structuur in het cerebellum, een hersengebied dat belangrijk is voor coördinatie en leren.
Netwerken in het brein: samenwerken of niet?
Het lezen van een tekst lijkt misschien eenvoudig, maar het vereist een complexe samenwerking tussen verschillende hersennetwerken. Taalgebieden, visuele circuits en motorische gebieden moeten naadloos met elkaar communiceren. Bij mensen met dyslexie lijken deze netwerken minder goed op elkaar afgestemd.
Zo werd in het onderzoek een verminderde verbinding gevonden tussen de linker temporopariëtale cortex en andere taalgebieden. Dit kan verklaren waarom veel mensen met dyslexie moeite hebben met het koppelen van klanken aan geschreven letters. Tegelijkertijd waren visuele gebieden, zoals de primaire visuele cortex, juist vergroot bij mensen met een hogere genetische aanleg voor dyslexie. Dit roept de vraag op of het brein zich op deze manier aanpast aan minder lezen of schrijven.
Dyslexie en andere aandoeningen: genetische overlap
Genetica stopt niet bij dyslexie. Veel genetische varianten die bijdragen aan dyslexie zijn ook betrokken bij andere eigenschappen, zoals ADHD, opleidingsniveau en intelligentie. Dit betekent dat mensen met dyslexie vaak een genetische aanleg delen met andere leer- en gedragsstoornissen.
Bijvoorbeeld, de interne capsule, die bij dyslexie minder goed functioneert, speelt ook een rol bij ADHD. Dit verklaart waarom deze aandoeningen vaak samen voorkomen. Tegelijkertijd zijn er unieke hersenkenmerken van dyslexie, zoals de eerder genoemde veranderingen in de motorische cortex, die niet bij andere aandoeningen worden gezien.
Wat deze kennis betekent voor ons dagelijks leven
De bevindingen van dit onderzoek hebben belangrijke implicaties. Ze benadrukken dat dyslexie geen één ‘oorzaak’ heeft, maar het resultaat is van een complexe interactie tussen genetica, hersenstructuur en omgeving. Dit inzicht kan helpen om onderwijsstrategieën te ontwikkelen die beter zijn afgestemd op de behoeften van mensen met dyslexie.
Ook biedt het kansen voor nieuwe interventies. Door meer te begrijpen over hoe genetica het brein vormt, kunnen we mogelijk vroegere en specifiekere ondersteuning bieden. Denk bijvoorbeeld aan technieken die de samenwerking tussen hersennetwerken verbeteren, zoals speciale leesprogramma’s of digitale hulpmiddelen.
Hoewel er nog veel te leren valt, toont dit onderzoek aan hoe krachtig grootschalige genetische en hersenstudies kunnen zijn in het ontrafelen van complexe aandoeningen zoals dyslexie. Het helpt ons niet alleen om deze aandoening beter te begrijpen, maar ook om een wereld te creëren waarin iedereen kan floreren, ongeacht hun leesvaardigheden.
Soheili-Nezhad S, Schijven D, Mars RB, Fisher SE, Francks C. Distinct impact modes of polygenic disposition to dyslexia in the adult brain. Sci Adv. 2024;10(51):eadq2754. doi:10.1126/sciadv.adq2754