Aandacht speelt een grote rol in hoe we de wereld om ons heen waarnemen. Mensen met autisme ervaren aandacht op een andere manier dan neurotypische mensen. Dit kan zich uiten in zowel een verhoogde gevoeligheid voor prikkels als in een sterk vermogen om zich op details te concentreren. Sommigen raken snel afgeleid door achtergrondgeluiden of visuele details, terwijl anderen zich volledig kunnen verliezen in een taak, ook wel hyperfocus genoemd.
Dit dubbele beeld leidt tot tegenstrijdige onderzoeksresultaten. Sommige studies wijzen uit dat mensen met autisme moeite hebben met selectieve aandacht, terwijl andere juist aangeven dat zij uitzonderlijk goed zijn in visuele zoekopdrachten. Hoe kan dat?
De ‘Load Theory’
Een mogelijke verklaring voor deze tegenstrijdigheden is de Load Theory of Attention. Volgens deze theorie verwerken mensen prikkels afhankelijk van hoeveel hun hersenen aankunnen op dat moment. Wanneer een taak veel aandacht vergt, blijft er minder ruimte over om afgeleid te worden door irrelevante prikkels. Bij een taak die minder inspanning vraagt, is er juist meer ruimte voor afleiding.
Onderzoek suggereert dat mensen met autisme een hogere perceptuele capaciteit hebben. Dit betekent dat hun hersenen meer visuele informatie tegelijkertijd kunnen verwerken. Hierdoor blijven irrelevante prikkels langer aanwezig in hun bewustzijn, omdat hun aandachtsysteem minder snel ‘vol’ raakt. Dit kan verklaren waarom zij sneller worden afgeleid dan neurotypische mensen, maar tegelijkertijd beter zijn in gedetailleerde visuele taken.
Onderzoek
In een experiment moesten volwassenen met en zonder autisme een visuele detectietaak uitvoeren. De onderzoekers manipuleerden de hoeveelheid visuele prikkels (de ‘perceptuele belasting’) om te testen hoe goed deelnemers afleiding konden onderdrukken.
Bij neurotypische deelnemers nam de gevoeligheid voor afleiding toe zodra de taak minder veeleisend werd. Zij werden makkelijker afgeleid als er nog cognitieve ruimte over was. Bij de deelnemers met autisme veranderde dit echter niet: hun gevoeligheid voor afleiding bleef even groot, ongeacht de moeilijkheidsgraad van de taak.
Deze bevinding bevestigt de hypothese dat mensen met autisme een grotere perceptuele capaciteit hebben. Dit betekent dat zij meer visuele informatie tegelijk verwerken, waardoor irrelevante prikkels lastiger te filteren zijn. Tegelijkertijd kunnen zij onder hoge prikkelbelasting juist beter blijven functioneren dan neurotypische mensen, omdat hun hersenen gewend zijn aan een hoge informatiestroom.
Wat betekent dit in het dagelijks leven?
Een verhoogde perceptuele capaciteit heeft zowel voordelen als nadelen. In sommige situaties, zoals bij gedetailleerd werk of wetenschappelijk onderzoek, kan dit een voordeel zijn. Mensen met autisme kunnen bijvoorbeeld sneller patronen herkennen en complexe visuele informatie analyseren.
Daarentegen kan een constante stroom van irrelevante prikkels vermoeiend zijn en leiden tot overprikkeling. Geluiden die anderen automatisch wegfilteren, zoals het zoemen van een lamp of een tikkende klok, kunnen voor iemand met autisme storend blijven. Dit kan invloed hebben op hun concentratie en energielevel.
Hoe kun je hiermee omgaan?
Het begrijpen van deze verschillen in aandacht kan helpen bij het creëren van een prikkelvriendelijke omgeving. Hier zijn enkele praktische tips:
- Voor mensen met autisme: Zoek naar omgevingen waarin je controle hebt over prikkels. Gebruik bijvoorbeeld noise-cancelling koptelefoons of plan taken die veel concentratie vereisen op rustige momenten.
- Voor ouders en begeleiders: Houd rekening met de prikkelbelasting in een ruimte. Zorg voor een rustige werkplek en geef duidelijke structuur in taken.
- Voor werkgevers en docenten: Sta flexibele werk- en leeromstandigheden toe. Dit kan variëren van stille werkplekken tot aangepaste werktijden om overprikkeling te verminderen.
Herken jij jezelf in deze bevindingen? Of is het (de zoveelste) theorie die je niet kunt plaatsen?Wat zijn jouw ervaringen met aandacht en prikkels? Deel je inzichten in de reacties!
Remington, Anna M., Swettenham, John G., & Lavie, Nilli. Journal of Abnormal Psychology, Vol 121(2), May 2012, 544-551. https://doi.org/10.1037/a0027670