Je zit aan tafel met vrienden. Er wordt gelachen, verhalen worden gedeeld, en jij knikt en glimlacht mee. Maar ergens vanbinnen voel je… niets. Of juist: een knagend gevoel van leegte. Je hoort erbij, maar zo voelt het niet. Je voelt je een buitenstaander, terwijl je midden in het gezelschap zit. Herkenbaar?
Veel mensen ervaren dit soort momenten. Eenzaamheid is niet alleen iets voor mensen die letterlijk alleen zijn. Je kunt je juist het meest eenzaam voelen in gezelschap. Maar waarom gebeurt dat?
De oorzaak van dit soort eenzaamheid ligt vaak niet in het nu, maar in het toen. In de ervaringen die we al jong opdeden met nabijheid, verbinding en afwijzing. En hoewel iedereen dit in meer of mindere mate herkent, kan het voor mensen met autisme extra complex zijn – omdat de sociale regels soms aanvoelen als een vreemde taal.
In dit artikel duiken we in de psychologische dieptes van eenzaamheid in gezelschap. Wat gebeurt er vanbinnen als je je afgesneden voelt, terwijl je wordt omringd door anderen?
De stem uit je kindertijd
Veel van wat we voelen in contact met anderen komt niet voort uit het moment zelf, maar uit onze vroege ervaringen. Denk aan de manier waarop je ouders of verzorgers op je reageerden als kind: waren ze warm en beschikbaar? Of juist afwezig, kritisch of overbezorgd?
Als we als kind te maken kregen met ouders die onvoorspelbaar waren – soms heel dichtbij, dan weer afstandelijk – dan kon zich een onveilige hechting ontwikkelen. Dat betekent niet per se dat je ‘verwaarloosd’ bent, maar wél dat je als kind hebt geleerd: ik kan niet volledig vertrouwen op nabijheid. En dat gevoel neem je vaak ongemerkt mee de volwassenheid in. Dat kan zich uiten in gedachten als:
- “Ik moet alles zelf oplossen.”
- “Als ik me openstel, word ik toch gekwetst.”
- “Mensen begrijpen mij toch niet echt.”
Het gevolg? Zelfs in gezelschap voel je je alleen. Want contact voelt niet als iets vanzelfsprekends, maar als iets ingewikkelds of bedreigends.
Bescherming tegen pijn: Waarom afstand soms veiliger voelt
Sommige mensen zijn zó vaak gekwetst of teleurgesteld in het verleden, dat ze een soort onzichtbaar schild opbouwen. Ze ontwikkelen een houding van ‘ik heb niemand nodig’. Niet omdat ze écht niemand nodig hebben, maar omdat dat veiliger voelt dan weer geraakt worden. Dat schild kan zich uiten als:
- Altijd alles zelf willen doen.
- Moeite hebben met hulp vragen.
- Niet goed weten wat je eigenlijk voelt.
Die houding helpt je misschien door moeilijke situaties heen. Maar het heeft ook een prijs: het maakt écht contact lastig. Want als je altijd de sterke bent, wie ziet dan je kwetsbaarheid? En hoe kunnen mensen je dan echt leren kennen?
Zo ontstaat er een paradox: je verlangt naar verbinding, maar je durft het niet toe te laten. En dus voel je je alleen, ook al ben je niet alleen.
Het script in je hoofd: Als je afwijzing verwacht, zie je het overal
Je brein is een verhalenverteller. En net als bij een slechte film waar je al weet hoe het eindigt, kan het verhaal dat je over jezelf gelooft bepalen hoe je contact ervaart. Als jouw ‘script’ zegt: ik hoor er niet bij, dan ga je dat (onbewust) steeds opnieuw bevestigen.
Een voorbeeld: Je maakt een grap in een groep, en niemand lacht. Meteen denk je: “Zie je wel, ik ben raar.” Terwijl de anderen misschien gewoon even afgeleid waren. Maar jouw brein leest het als afwijzing, en voor je het weet ben je emotioneel al vertrokken uit het contact.
Deze zelfvervullende voorspelling maakt eenzaamheid in gezelschap nog schrijnender. Je bent erbij, maar het voelt alsof je er niet mag zijn.
Wat als je jezelf niet goed kent?
Je verbonden voelen met anderen begint bij jezelf kennen. Weten wat je voelt, wat je nodig hebt, wat je belangrijk vindt. Maar niet iedereen heeft die innerlijke kompasnaald even goed ontwikkeld.
Sommige mensen hebben als kind weinig bevestiging gekregen voor wie ze waren. Misschien werd er vooral gelet op wat je deed (of niet deed), en niet op hoe je je voelde. Of misschien leerde je dat bepaalde gevoelens ‘fout’ of ‘lastig’ waren.
Dan wordt het moeilijk om een stevig gevoel van identiteit te ontwikkelen. Je voelt je dan niet alleen onzeker in contact met anderen, maar ook… onzeker over jezelf. En als je jezelf niet goed kent, wordt het ook lastig om je echt gezien te voelen door anderen. Want wie moeten ze dan precies zien?
Eenzaamheid bij autisme
Mensen met autisme geven vaak aan dat ze zich juist in gezelschap het meest eenzaam voelen. Niet omdat ze contact willen vermijden, maar omdat sociaal contact vaak uitputtend of verwarrend is. Een paar veelvoorkomende redenen:
- Maskeren: Veel mensen met autisme leren om zich sociaal aan te passen, zodat ze ‘normaal’ overkomen. Ze letten op lichaamstaal, oefenen gesprekjes in hun hoofd en onderdrukken hun natuurlijke reacties. Dat kan werken – maar het maakt het contact ook minder écht. En dus eenzamer.
- Sensorische overbelasting: Terwijl je buurman gezellig kletst over z’n vakantie, hoor jij ook nog het geroezemoes van het restaurant, het zoemende tl-licht, de bassen van het café verderop en de vork van iemand die over z’n bord krast. Je probeert te luisteren, maar je systeem zegt: overprikkeling! Dan voel je je afgesneden, terwijl je fysiek wel aanwezig bent.
- Letterlijk denken: Als mensen iets zeggen als “ik voel me niet helemaal lekker”, kan iemand met autisme denken: Oh, hij is ziek. Terwijl de ander bedoelt: Ik voel me niet op m’n gemak. Dat soort subtiele sociale signalen kunnen verwarrend zijn. En als je ze steeds mist, voel je je een buitenstaander.
- Niet begrepen worden: Misschien leg je iets uit dat voor jou belangrijk is – bijvoorbeeld waarom je liever een rustige plek kiest – en krijg je een reactie als: “Ach joh, stel je niet aan.” Dat soort reacties doen pijn. En zorgen voor afstand.
Eenzaamheid bij autisme gaat dus vaak niet over ‘geen mensen om je heen hebben’, maar over geen aansluiting voelen bij de mensen die er wél zijn.
Een van de meest schrijnende vormen van eenzaamheid is als je wel aanwezig bent, maar je toch niet gevoeld wordt. Je vertelt iets, en het komt niet aan. Je deelt een gevoel, maar de ander reageert ongemakkelijk of nietszeggend.
Voor veel mensen met autisme (en trouwens ook mensen zonder) is dat een herkenbaar patroon: je zegt iets oprecht, maar de ander snapt je niet. Of reageert langs je heen. Dan voelt verbinding als eenrichtingsverkeer. En juist dán, in gezelschap, slaat de eenzaamheid toe als een koude deken. Je bent er wel. Maar je wordt niet écht gezien.
Tips
Er is geen toverformule tegen eenzaamheid. Maar er zijn wél dingen die kunnen helpen:
- Zoek gelijkgestemden: Contact met mensen die jou wél snappen – of die jouw manier van denken en voelen herkennen – maakt een wereld van verschil. Denk aan lotgenotengroepen, neurodiverse online communities zoals bijvoorbeeld ons eigen Autsider Forum.
- Wees eerlijk tegen jezelf: Probeer te herkennen wanneer je aan het ‘maskeren’ bent, of wanneer je iets doet ‘omdat het hoort’. Vraag je af: Wat wil ík eigenlijk?
- Kies kwaliteit boven kwantiteit: Eén echt gesprek is waardevoller dan tien oppervlakkige contacten. Zoek de diepgang op, hoe klein ook.
- Psychologische hulp: Als je steeds vastloopt in dezelfde patronen, kan therapie helpen. Niet om je te veranderen, maar om jezelf beter te begrijpen – en van daaruit ook beter contact te kunnen maken met anderen.
Het gevoel van verbondenheid is geen vanzelfsprekendheid. En voor wie zich tussen de mensen tóch alleen voelt, is dat niet raar, zwak of ‘aandachttrekkerij’. Het is een menselijke ervaring. En je bent daar – hoe ironisch het ook klinkt – niet alleen in.