Filosofie en neurodiversiteit: Kritische theorie

Ben jij wel eens ‘te gevoelig’ genoemd? Of ‘lastig’? Of heb je het gevoel gehad dat je moet uitleggen waarom je niet werkt, niet studeert of niet meedoet op de manier die de maatschappij van je verwacht? Dan is dit artikel voor jou.

In plaats van te vragen “wat is er mis met mij?” stelt de kritische theorie een andere vraag:

“Wat is er mis met het systeem waar ik in leef?”

Dat is geen makkelijke vraag. Maar wel een bevrijdende.

De kritische theorie is een filosofische stroming die zich bezighoudt met macht, normaliteit en uitsluiting. Het is geen therapie, geen zelfhulp, geen trucje. Het is een manier om naar de wereld te kijken – en naar jezelf. En om in te zien dat wat jij als persoonlijke ‘mislukking’ ervaart, vaak de logische uitkomst is van een systeem dat niet op jou gebouwd is.

Voor neurodivergente mensen kan dat een wereld van verschil maken. Niet om je te verschuilen achter een theorie, maar om eindelijk eens op een andere plek te beginnen met nadenken: niet bij jezelf, maar bij de wereld om je heen.

Wat is kritische theorie eigenlijk?

De kritische theorie ontstond in de jaren 30 in Duitsland, bij denkers als Max Horkheimer, Theodor Adorno, Herbert Marcuse en later ook Jürgen Habermas. Ze vormden samen wat bekendstaat als de Frankfurter Schule. Hun doel: laten zien hoe ‘normaal’ helemaal niet zo neutraal is als het lijkt.

Ze schreven over autoritaire systemen, kapitalisme, massamedia, onderdrukking – en vooral: hoe mensen zichzelf en anderen gaan beoordelen aan de hand van onzichtbare normen. Latere denkers voegden daar meer perspectieven aan toe. Denk aan:

  • bell hooks en Kimberlé Crenshaw: die macht analyseerden vanuit gender en ras (intersectionaliteit).
  • Nancy Fraser: die wees op de structurele ongelijkheid in zorg, arbeid en erkenning.
  • Disability studies en crip theory: die vragen stellen bij ‘normaal functioneren’.

Kritische theorie stelt dat macht zit in hoe we de wereld ordenen, hoe we praten, hoe we meten, wie we serieus nemen – en wie niet. En dat is precies waarom deze stroming zo relevant is voor wie neurodivergent is en daar niet in past.

“When I write my name in lowercase letters, I’m trying to emphasize the substance of the books, not who I am.” – bell hooks

Normaal zijn is politiek

Veel mensen beschouwen ‘normaal doen’ als iets neutraals. Je past je aan. Je gedraagt je zoals ‘iedereen’. Maar kritische theorie vraagt:

Wie bepaalt wat normaal is? En wie profiteert daarvan?

Neem bijvoorbeeld het idee van werken van 9 tot 5. Dat lijkt een objectieve norm. Maar het sluit mensen uit die sneller overprikkeld raken, die meer hersteltijd nodig hebben, of die een andere dagindeling nodig hebben. Toch worden zij als ‘afwijkend’ gezien – niet het systeem.

Of denk aan de nadruk op oogcontact maken, lichamelijke rust, of ‘meedoen’ in de groep op school. Het zijn geen biologische vereisten. Het zijn culturele verwachtingen. Maar ze worden gepresenteerd als ‘de manier waarop het hoort’.

Kritische theorie laat zien: ‘normaal’ is geen feit, maar een machtsstructuur. En zodra je dat ziet, kun je ook gaan inzien dat jij niet het probleem bent – maar de norm waar je aan moet voldoen.

De maakbare mens en de prestatiemaatschappij

Kritische denkers stellen dat we leven in een systeem waarin mensen producten zijn geworden: meetbaar, stuurbaar, efficiënt. Alles draait om output, functioneren, rendement. Ook jij. Dat zie je bijvoorbeeld in:

  • Hoe scholen kinderen toetsen, labelen en voorbereiden op ‘de arbeidsmarkt’.
  • Hoe zorg draait om ‘doelen stellen’ en ‘zoveel mogelijk zelf doen’.
  • Hoe mensen in de bijstand moeten ‘bewijzen’ dat ze meedoen – zelfs als ze daar niet toe in staat zijn.

Voor neurodivergente mensen betekent dat vaak:

  • Meer moeten uitleggen.
  • Meer moeten compenseren.
  • Meer stress, schuld en schaamte.

Je ‘mislukt’ niet omdat jij niet goed genoeg bent. Je loopt vast omdat het systeem geen rekening houdt met andere manieren van denken, voelen, waarnemen of zijn. Herbert Marcuse schreef ooit:

“Onderdrukking wordt subtieler naarmate ze meer verpakt wordt als vrijheid.”

Vrijheid om jezelf te zijn is alleen wat waard als de wereld om je heen je ook de ruimte geeft om dat te doen.

Van zelfstigma naar systeemkritiek

Veel neurodivergente mensen worstelen met zelfstigma. Ze denken dat ze ‘te moeilijk’ zijn, ‘overgevoelig’, ‘lui’ of ‘onvoldoende gemotiveerd’. Dat komt niet uit de lucht vallen. Het is het gevolg van jarenlang meekrijgen dat je ‘anders’ bent – en dat anders zijn ongewenst is.

Kritische theorie helpt om die innerlijke kritiek niet alleen als individueel probleem te zien, maar als inwendig gemaakte norm. Je bent niet alleen slachtoffer van het systeem – je bent het gaan geloven. Maar je kunt het ook gaan doorzien. Je kunt jezelf vragen stellen als:

  • Waarom geloof ik dat ik moet ‘meedoen’?
  • Waarom voel ik me schuldig als ik rust nodig heb?
  • Van wie moet ik eigenlijk normaal zijn?

Dat is geen makkelijke weg. Maar het opent een andere richting: niet meer jezelf ‘repareren’, maar het systeem bevragen. En daarmee ruimte maken voor wie jij bent – zonder jezelf uit te wissen.

Wat heb je eraan in het dagelijks leven?

Oké, mooi allemaal, maar hoe werkt dat in het echt? Hier zijn een paar voorbeelden van hoe kritische theorie kan helpen in het dagelijks leven:

  • Je stelt grenzen zonder schuldgevoel, omdat je weet dat rust geen luxe is maar een noodzaak – ook al past het niet in het ideaal van ‘druk zijn is goed’.
  • Je stopt met maskeren en ziet dat als een daad van eigenwaarde – niet als zwakte.
  • Je kiest voor je eigen ritme in plaats van het tempo van de rest, en accepteert dat je dan soms ‘anders’ bent.
  • Je praat over jezelf zonder excuses, en gebruikt woorden die bij jóu passen – niet alleen de woorden van diagnoses of beleid.

Het is niet makkelijk om tegen de stroom in te zwemmen. Maar het helpt als je weet dat het geen persoonlijke tekortkoming is – maar een structurele mismatch.

Valkuilen en kritiek

Kritische theorie kan ook zijn eigen valkuilen hebben. Het taalgebruik is soms moeilijk, de teksten zwaar, het denken abstract. Niet iedereen voelt zich aangesproken door grote woorden als ‘onderdrukking’ of ‘vervreemding’. En sommige denkers zijn – eerlijk is eerlijk – moeilijk om doorheen te komen.

Bovendien: als alles ‘systeemkritiek’ wordt, kan het je ook lamleggen. Waar begin je dan nog? Daarom is het belangrijk om kritische theorie te vertalen naar het gewone leven. Niet als excuus, maar als lens. Niet als veroordeling, maar als uitnodiging. Het kan je helpen om minder hard voor jezelf te zijn – en tegelijk bewuster te worden van wat er speelt in de wereld.

In het kort

  • Kritische theorie stelt: misschien ben jij niet het probleem, maar het systeem waarin je leeft.
  • Wat we ‘normaal’ noemen, is vaak cultureel en politiek bepaald.
  • Neurodivergente mensen worden vaak beoordeeld aan onzichtbare normen van productiviteit, gedrag en communicatie. Dat is geen biologie, maar cultuur.
  • Je hoeft jezelf niet eindeloos te repareren – je mag ook het systeem bevragen.
  • Kritische theorie helpt om jezelf te begrijpen in context, en biedt taal voor je ervaring.
  • Let op voor abstracte taal of verlammende somberheid – vertaal het naar wat jij nodig hebt.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *