Waarom mannelijke depressie vaak wordt gemist

Vraag aan tien mensen hoe een depressie eruitziet, en de kans is groot dat je antwoorden krijgt als: “Verdrietig zijn”, “Veel huilen”, “Geen zin meer hebben in dingen”, of “Altijd moe”. Klopt allemaal. Maar alleen als je het bekijkt vanuit het klassieke plaatje — en dat plaatje is opvallend vrouwelijk.

Hoewel vrouwen gemiddeld vaker de diagnose depressie krijgen, lopen mannen een veel hoger risico om door depressie hun leven te verliezen. Zelfdoding komt bij mannen ruim twee keer zo vaak voor als bij vrouwen. Toch duiken depressiecijfers van mannen pas op als het écht misgaat. Dat is geen toeval.

Mannen zijn namelijk kampioen in het niet vragen om hulp. En dat heeft veel te maken met hoe we in onze maatschappij naar mannelijkheid kijken. “Niet zeuren maar doorgaan”, “Wees een vent”, “Stel je niet aan” — het zijn geen loze opmerkingen, maar diep ingesleten overtuigingen. Emotionele kwetsbaarheid wordt gezien als zwakte. En wie zwak is, verliest. Dus verstoppen veel mannen hun somberheid achter boosheid, drank, drukte of ‘gewoon stress’. Gevolg? Depressie blijft onzichtbaar. Voor henzelf én voor hun omgeving.

De DSM ziet het niet – en dat is een probleem

In de psychiatrie draait alles om diagnosecriteria. Het officiële handboek daarvoor is de DSM (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders). Voor de meeste aandoeningen erkent dat boek keurig dat symptomen bij mannen en vrouwen kunnen verschillen. Maar bij depressie? Daar staat letterlijk: “Er zijn geen duidelijke verschillen tussen mannen en vrouwen.”

Onderzoekers roepen echter al decennia dat depressie bij mannen een ander gezicht heeft. Toch blijft de formele definitie hangen in een lijstje met symptomen die beter passen bij het stereotype van een gevoelige, introverte vrouw: huilen, zich waardeloos voelen, weinig energie, moeite met slapen of eten, nergens meer plezier in hebben.

Maar wat als een man z’n emoties niet uit maar uitdeelt — in de vorm van kort lontje, driftbuien, of de neiging om zich af te reageren op anderen? Wat als hij z’n gevoel van leegte probeert te verdoven met drank, seks of werk? Grote kans dat niemand (inclusief de huisarts of psycholoog) denkt: “Hé, misschien is dit een depressie.”

En dus blijft de diagnose vaak uit. Of wordt er gegrepen naar andere verklaringen: burn-out, alcoholmisbruik, relatieproblemen, midlifecrisis… alles, behalve wat het misschien wél is.

Verdriet uit zich niet altijd in tranen

De stereotype depressieve man ligt niet huilend in bed. Hij zit op de bank, mopperend. Hij snauwt tegen z’n partner. Hij verliest z’n geduld bij de kassa. Of hij is ‘opeens’ altijd geïrriteerd op het werk. Depressie bij mannen uit zich vaak in boosheid, prikkelbaarheid en zelfs agressie. Het verdriet zit er wel, maar het komt er anders uit.

Sommige mannen worden ook overdreven druk. Ze gaan juist meer sporten, nemen een affaire, kopen een motor of beginnen ineens aan een onhaalbaar werkproject. Van de buitenkant lijkt het alsof ze vol energie zitten, maar van binnen voelen ze zich leeg, waardeloos of afgevlakt.

Die affaire of flirt op het werk is dan niet per se een teken van midlife-opwinding, maar een poging om zich iemand te voelen. Verlangen naar aandacht en erkenning kan zich zo vermommen als impulsieve verliefdheid. En ondertussen wordt het echte probleem niet aangepakt.

Zo kan een depressie zich jarenlang verschuilen in gedrag dat eerder wordt gezien als ‘typisch mannengedoe’ dan als psychisch lijden.

Seks, drugs en risicogedrag

Als emoties te groot zijn om onder woorden te brengen, zoeken ze een andere uitweg. Voor veel mannen betekent dat: iets doen dat hun gevoel even uitzet. En dat ‘iets’ is vaak destructief. Denk aan:

  • Drank of drugs: alcohol als demper, wiet als ontsnapping, cocaïne als zelfmedicatie voor leegte.
  • Gokken: spanning zoeken als tegengif voor innerlijke vlakheid.
  • Gevechten of ruzies uitlokken: beter woede dan verdriet.
  • Roekeloos gedrag: hard rijden, gevaarlijke stunts, risicovol seksueel gedrag.

Zulke gedragingen lijken op het eerste gezicht op verslaving, roekeloosheid of crimineel gedrag. Maar wie verder kijkt, ziet vaak een man die vastzit in zichzelf, die nergens meer plezier aan beleeft en zich door de dag sleept.

Onderzoek laat zien dat mannen gemiddeld meer behoefte hebben aan prikkels en spanning dan vrouwen. In tijden van depressie wordt die behoefte soms een soort wanhoopspoging om iets te voelen.

“Ik ben gewoon gestrest”

Er zijn mannen die de term ‘depressie’ niet eens in de mond kúnnen nemen. Te zwaar. Te beladen. Te… vrouwelijk? Dus zeggen ze iets anders: “Ik ben gewoon moe”, “Ik voel me opgejaagd”, of klassieker: “Ik heb veel stress.”

Maar stress is vaak een sociaal aanvaardbare manier om te zeggen: “Het gaat niet goed met mij.” En het lastige is: stress kan op zichzelf bestaan, maar het is óók een veelvoorkomend dekschild voor depressieve gevoelens.

Hulpverleners doen er goed aan om altijd door te vragen als een man ‘gestrest’ is. Slaapt hij slecht? Heeft hij nergens meer zin in? Is hij sneller boos dan vroeger? Drinkt hij meer? Vermijdt hij mensen? Dan is er mogelijk meer aan de hand dan alleen werkdruk of gezinsperikelen.

Depressie bij neurodivergente mannen

Als depressie bij mannen in het algemeen al lastig te herkennen is, dan geldt dat dubbel zo hard voor mannen die neurodivergent zijn. Denk aan mannen met autisme, ADHD of andere vormen van ‘anders werkende hersenen’. Want wat als je van jezelf al moeite hebt met het herkennen of benoemen van je gevoelens? Wat als je altijd al ‘anders’ bent geweest — stiller, prikkelgevoeliger, of juist snel overprikkeld — en niemand ooit doorhad dat daar ook somberheid onder schuilging?

Onderzoek laat zien dat autistische mannen bijvoorbeeld vaker last hebben van depressieve gevoelens, maar dat deze vaak anders tot uiting komen dan bij neurotypische mensen. In plaats van verdriet of passiviteit zie je vaker verhoogde rigiditeit, nog meer terugtrekgedrag, of zelfs obsessieve gedachten. Iemand lijkt dan misschien ‘gewoon druk in zijn hoofd’, terwijl hij in stilte aan het wegzakken is.

Ook bij mannen met ADHD kan depressie zich vermommen. Slaapproblemen, impulsief gedrag, frustratie of het gevoel ‘constant te falen’ worden soms afgedaan als onderdeel van de ADHD, terwijl er in werkelijkheid een depressieve stoornis meespeelt. En omdat bij ADHD en autisme zóveel symptomen overlappen met depressie (zoals motivatieproblemen, overprikkeling of somberheid), raken zelfs hulpverleners het spoor soms bijster.

Neurodivergente mannen lopen dus niet alleen meer risico op depressie, maar ook op onderdiagnose en onjuiste behandeling. Juist bij hen is het belangrijk om verder te kijken dan het ‘etiket’ dat ze al hebben. Want achter dat label kan stille wanhoop schuilgaan.

Wat kun je als naaste of zorgverlener doen?

Als je een man in je omgeving ziet veranderen — hij wordt prikkelbaar, trekt zich terug, gaat meer drinken of zoekt opvallend veel afleiding — stel dan niet alleen de vraag “Wat is er?”, maar ook “Hoe gaat het écht met je?”.

Wees niet verbaasd als hij het bagatelliseert. Veel mannen hebben simpelweg nooit geleerd om emoties onder woorden te brengen. Je kunt helpen door niet te oordelen, maar te luisteren. Benoem wat je ziet (“Je bent sneller boos dan vroeger”) en wat je mist (“Je lijkt nergens meer echt van te genieten”).

Voor professionals geldt: let niet alleen op de klassieke depressiesymptomen. Kijk naar gedragsveranderingen, verhoogd middelengebruik, relationele problemen en fysieke klachten zonder medische oorzaak. En vraag ook partners of collega’s naar veranderingen — vaak zien zij het eerder dan de man zelf.

Het belangrijkste: neem signalen serieus. Ook als ze niet op het bekende lijstje staan.

Wat betekent dit voor Nederland en België?

In Nederland overlijden jaarlijks meer dan 1000 mannen aan zelfdoding. In België ligt het aantal ook hoog, zeker in Vlaanderen. En dat terwijl we in beide landen relatief goede geestelijke gezondheidszorg hebben. Wat gaat er mis?

Een groot deel zit in stigma en cultuur. In België is het taboe op psychische klachten nog steeds groter dan in Nederland, vooral onder mannen. In Nederland komt er langzaam meer ruimte, maar ook hier heerst het idee dat mannen ‘gewoon sterk’ moeten zijn. Psychologen, huisartsen en psychiaters worden bovendien opgeleid met het standaard depressieplaatje — dat vaak beter past bij vrouwen dan bij mannen.

En hoewel er initiatieven zijn om mannengezondheid bespreekbaarder te maken (denk aan campagnes als “Hey, ’t is oké”), blijft het aanbod mager. Speciale programma’s voor mannelijke depressie? Ze zijn er nauwelijks. De urgentie is er wel. En het besef groeit. Nu nog de praktijk.

Hudson, C. C., Hall, L., & Harkness, K. L. (2019). Prevalence of depressive disorders in individuals with autism spectrum disorder: A meta-analysis. Journal of Abnormal Child Psychology, 47(1), 165–175. https://doi.org/10.1007/s10802-018-0421-0

Sterling, L., Dawson, G., Estes, A., & Greenson, J. (2008). Characteristics associated with presence of depressive symptoms in adults with autism spectrum disorder. Journal of Autism and Developmental Disorders, 38(6), 1011–1018. https://doi.org/10.1007/s10803-007-0477-y

Meinzer, M. C., Pettit, J. W., Leventhal, A. M., Hill, R. M., & Taylor, C. N. (2012). Explaining the covariation between attention-deficit/hyperactivity disorder symptoms and depressive symptoms: The role of hedonic responsivity. Journal of Clinical Psychology, 68(10), 1111–1121. https://doi.org/10.1002/jclp.21877

Young, S., Moss, D., Sedgwick, O., Fridman, M., & Hodgkins, P. (2020). A meta-analysis of the prevalence of attention deficit hyperactivity disorder in incarcerated populations. Psychological Medicine, 50(9), 1401–1411. https://doi.org/10.1017/S0033291719000530
(NB: deze studie benadrukt ook de verhoogde kans op depressieve klachten bij mannen met ADHD in risicogroepen)

Cassidy, S., Bradley, P., Robinson, J., Allison, C., McHugh, M., & Baron-Cohen, S. (2014). Suicidal ideation and suicide plans or attempts in adults with Asperger’s syndrome attending a specialist diagnostic clinic: A clinical cohort study. The Lancet Psychiatry, 1(2), 142–147. https://doi.org/10.1016/S2215-0366(14)70248-2

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *