Een recent onderzoek onder 17 miljoen Scandinaviërs werpt licht op de genetische en omgevingsfactoren die bijdragen aan deze samenhang. Dit artikel presenteert de belangrijkste bevindingen van dit grootschalige onderzoek.
Onderzoeksmethoden
Het onderzoek maakte gebruik van gegevens van 17 miljoen mensen. Deze gegevens beslaan vier generaties en bieden een unieke kans om zowel genetische als omgevingsinvloeden op de comorbiditeit tussen mentale stoornissen en cardiometabole aandoeningen te onderzoeken.
Cardiometabole aandoeningen zijn aandoeningen die zowel het cardiovasculaire systeem (hart en bloedvaten) als het metabole systeem (stofwisseling) beïnvloeden. Deze aandoeningen zijn vaak met elkaar verbonden en kunnen dezelfde onderliggende risicofactoren delen, zoals obesitas, hoge bloeddruk, en insulineresistentie. Hier zijn enkele voorbeelden van cardiometabole aandoeningen:
- Coronaire hartziekte (CHD): Aandoeningen die de bloedvaten van het hart beïnvloeden, zoals angina pectoris en hartaanvallen.
- Hartfalen: Wanneer het hart niet effectief bloed kan pompen om aan de behoeften van het lichaam te voldoen.
- Hypertensie (hoge bloeddruk): Een chronische aandoening waarbij de bloeddruk in de slagaders verhoogd is, wat het risico op hartziekten en beroertes verhoogt.
- Type 2 diabetes: Een chronische aandoening die wordt gekenmerkt door insulineresistentie en hoge bloedsuikerspiegels, wat kan leiden tot ernstige complicaties zoals hartziekte, nierziekte en zenuwschade.
- Obesitas: Een aandoening waarbij overtollig lichaamsvet een negatieve invloed heeft op de gezondheid. Obesitas is een belangrijke risicofactor voor zowel hartziekten als diabetes.
- Dyslipidemie: Een abnormale hoeveelheid lipiden (bijvoorbeeld cholesterol en triglyceriden) in het bloed, wat kan bijdragen aan de ontwikkeling van atherosclerose en hartziekte.
- Metabool syndroom: Een cluster van aandoeningen, waaronder verhoogde bloeddruk, hoge bloedsuikerspiegel, overtollig lichaamsvet rond de taille, en abnormale cholesterol- of triglyceridenwaarden, die samen het risico op hartziekten, beroerte en diabetes verhogen.
- Atherosclerose: De ophoping van vetachtige afzettingen in de wanden van de slagaders, wat kan leiden tot vernauwing en verharding van de slagaders en een verhoogd risico op hartaanvallen en beroertes.
- Niet-alcoholische leververvetting (NAFLD): Een aandoening waarbij vet zich ophoopt in de lever zonder dat alcoholgebruik een rol speelt. NAFLD is geassocieerd met obesitas en insulineresistentie en kan leiden tot leverontsteking en littekenvorming.
Deze aandoeningen kunnen elkaar verergeren. Bijvoorbeeld, obesitas kan leiden tot insulineresistentie en type 2 diabetes, wat op zijn beurt het risico op hartziekten en hypertensie verhoogt.
Genetische factoren werden geanalyseerd door het bepalen van erfelijkheid en genetische correlaties, terwijl omgevingsinvloeden werden geëvalueerd door het vergelijken van de incidentie van aandoeningen bij mensen met en zonder aangetaste familieleden.
Een genetische correlatie is een statistische maatstaf die aangeeft in hoeverre genetische factoren bijdragen aan de variatie van twee kenmerken. Het wordt vaak uitgedrukt als een waarde tussen -1 en +1. Een waarde van +1 betekent een perfecte positieve genetische correlatie, wat inhoudt dat dezelfde genen die een van de kenmerken beïnvloeden ook het andere kenmerk beïnvloeden in dezelfde richting. Een waarde van -1 betekent een perfecte negatieve genetische correlatie, wat betekent dat genen die een van de kenmerken positief beïnvloeden, het andere kenmerk negatief beïnvloeden. Een waarde van 0 betekent dat er geen genetische correlatie is tussen de twee kenmerken. Toepassingen zijn bijvoorbeeld:
- Gezondheidsonderzoek: Genetische correlaties helpen bij het begrijpen van de gemeenschappelijke genetische basis van verschillende ziekten. Bijvoorbeeld, als er een hoge genetische correlatie is tussen depressie en angststoornissen, suggereert dit dat dezelfde genetische factoren beide aandoeningen beïnvloeden.
- Veredeling en fokprogramma’s: In de landbouw en veeteelt kunnen genetische correlaties worden gebruikt om eigenschappen zoals ziekteresistentie en productiviteit te verbeteren door selectief fokken.
- Evolutiebiologie: Genetische correlaties helpen wetenschappers te begrijpen hoe verschillende eigenschappen samen evolueren.
Onderzoeksmethoden:
- Tweelingenstudies: Deze studies vergelijken de gelijkenissen tussen eeneiige tweelingen (die 100% van hun genen delen) en twee-eiige tweelingen (die gemiddeld 50% van hun genen delen) om de erfelijkheid van eigenschappen te schatten.
- Genome-wide association studies (GWAS): Deze studies identificeren specifieke genetische varianten die geassocieerd zijn met bepaalde eigenschappen en kunnen helpen bij het vaststellen van genetische correlaties tussen verschillende kenmerken.
- Polygenetische scoreanalyse: Dit is een methode waarbij een groot aantal genetische varianten samen wordt genomen om de genetische predispositie voor een bepaalde eigenschap te voorspellen en te onderzoeken hoe deze correleren met andere eigenschappen.
Voorbeelden:
- Lichaamslengte en IQ: Onderzoek heeft aangetoond dat er een bescheiden positieve genetische correlatie bestaat tussen lichaamslengte en IQ, wat suggereert dat sommige genen invloed hebben op beide kenmerken.
- Obesitas en type 2 diabetes: Er is een sterke positieve genetische correlatie tussen obesitas en type 2 diabetes, wat aangeeft dat genetische factoren die bijdragen aan obesitas ook de kans op het ontwikkelen van diabetes vergroten.
Belangrijkste bevindingen
De studie onthulde dat genetische factoren ongeveer 50% bijdragen aan de comorbiditeit van schizofrenie, affectieve stoornissen en autisme met cardiometabole aandoeningen. Voor aandoeningen zoals ADHD en anorexia werd de comorbiditeit voornamelijk of volledig gedreven door omgevingsfactoren.
Affectieve stoornissen, ook bekend als stemmingsstoornissen, zijn psychische aandoeningen die worden gekenmerkt door abnormale veranderingen of verstoringen in de stemming van een persoon. Deze stoornissen kunnen leiden tot aanzienlijke emotionele, sociale en functionele problemen. Hier zijn enkele van de belangrijkste affectieve stoornissen:
- Klinische depressie (Major Depressive Disorder, MDD): Een ernstige vorm van depressie gekenmerkt door een aanhoudend gevoel van verdriet, verlies van interesse in dagelijkse activiteiten, veranderingen in eetlust en slaap, vermoeidheid, en soms gedachten aan de dood of zelfmoord.
- Dysthymie (Persistent Depressive Disorder, PDD): Een chronische vorm van depressie die minder ernstig maar langduriger is dan MDD. Symptomen zijn meestal minder intens, maar ze kunnen jaren aanhouden.
- Bipolaire I-stoornis: Gekenmerkt door afwisselende periodes van ernstige depressie en manie. Manische episodes omvatten verhoogde energie, euforie, prikkelbaarheid, overmatig zelfvertrouwen, verminderde behoefte aan slaap, en soms roekeloos gedrag.
- Bipolaire II-stoornis: Gekenmerkt door afwisselende periodes van ernstige depressie en hypomanie, een mildere vorm van manie. Hypomanische episodes zijn minder intens en veroorzaken meestal minder ernstige problemen dan manische episodes.
- Cyclothyme stoornis: Een chronische stoornis die gekenmerkt wordt door periodes van hypomane symptomen en periodes van depressieve symptomen die niet ernstig genoeg zijn om te voldoen aan de criteria voor een hypomane episode of een depressieve episode.
- Seizoensgebonden affectieve stoornis (Seasonal Affective Disorder, SAD): Een type depressie dat verband houdt met seizoensveranderingen, meestal beginnend in de herfst en winter wanneer er minder daglicht is. Symptomen zijn onder meer verdriet, vermoeidheid, gewichtstoename, en een verhoogde behoefte aan slaap.
- Premenstruele dysfore stoornis (Premenstrual Dysphoric Disorder, PMDD): Een ernstige vorm van premenstrueel syndroom (PMS) die ernstige stemmingswisselingen, prikkelbaarheid, depressieve gevoelens, en fysieke symptomen veroorzaakt in de luteale fase van de menstruatiecyclus.
- Disruptieve stemmingsdisregulatiestoornis (Disruptive Mood Dysregulation Disorder, DMDD): Een stoornis die voornamelijk bij kinderen wordt gediagnosticeerd en gekenmerkt wordt door ernstige, herhaalde driftbuien en prikkelbare of boze stemming tussen de driftbuien.
- Stemmingsstoornissen door een somatische aandoening: Deze worden veroorzaakt door een lichamelijke ziekte of medische aandoening en kunnen leiden tot depressieve of manische symptomen.
Dit betekent dat zowel genetische als omgevingsfactoren een significante rol spelen, maar hun invloed varieert afhankelijk van de specifieke aandoeningen.
Bijvoorbeeld, de comorbiditeit tussen schizofrenie en hartziekten heeft een sterk genetische component, terwijl de relatie tussen ADHD en obesitas vooral wordt beïnvloed door omgevingsfactoren zoals levensstijl en medicatiegebruik.
Genetische invloed
Genetische factoren spelen een belangrijke rol in de comorbiditeit van bepaalde mentale en cardiometabole aandoeningen. De studie toont aan dat erfelijkheid een significante bijdrage levert aan de comorbiditeit tussen schizofrenie, affectieve stoornissen en autisme met verschillende cardiometabole aandoeningen. Dit werd vastgesteld door het meten van genetische correlaties, die aangeven in hoeverre genetische varianten gedeeld worden tussen twee aandoeningen.
Een opvallend resultaat was de hoge erfelijkheid van comorbiditeit tussen affectieve stoornissen en hart- en vaatziekten. Dit suggereert dat genetische risicomodellen en precisiegeneeskunde een rol kunnen spelen in de behandeling en preventie van deze comorbiditeit. Verder onderzoek naar specifieke genetische varianten die bijdragen aan deze overlap kan leiden tot nieuwe therapeutische doelwitten.
Omgevingsinvloeden
Omgevingsfactoren bleken vooral invloedrijk in de comorbiditeit tussen ADHD, anorexia en verschillende cardiometabole aandoeningen. Factoren zoals medicatie, levensstijl, sociaal-economische status en traumatische gebeurtenissen dragen aanzienlijk bij aan de ontwikkeling van zowel mentale als cardiometabole aandoeningen.
Mentale stoornis | Cardiometabole aandoening | Genetische bijdrage (%) | Omgevingsbijdrage (%) |
---|---|---|---|
Schizofrenie | Hartziekte | 50 | 50 |
Affectieve stoornissen | Hypertensie | 60 | 40 |
Autisme spectrum stoornis | Type 2 diabetes | 30 | 70 |
ADHD | Obesitas | 20 | 80 |
Anorexia | Type 2 diabetes | 10 | 90 |
Een voorbeeld hiervan is de relatie tussen ADHD en obesitas, waar gedragsfactoren zoals impulsiviteit en medicatiegebruik (bijvoorbeeld stimulantia die de eetlust beïnvloeden) een grote rol spelen. Evenzo blijkt de comorbiditeit tussen anorexia en type 2 diabetes voornamelijk door omgevingsfactoren te worden aangedreven, zoals dieetbeperkingen en de effecten van refeeding tijdens behandeling.
Conclusie
Dit grootschalige onderzoek onder 17 miljoen Scandinaviërs biedt waardevolle inzichten in de comorbiditeit tussen mentale en cardiometabole aandoeningen.
De bevindingen tonen aan dat zowel genetische als omgevingsfactoren een belangrijke rol spelen, zij het in verschillende mate afhankelijk van de specifieke aandoeningen. Deze kennis kan bijdragen aan de ontwikkeling van gerichte preventie- en behandelstrategieën die zowel genetische aanleg als omgevingsinvloeden in overweging nemen. Toekomstig onderzoek zou zich moeten richten op het verder ontleden van deze factoren om de zorg voor patiënten met comorbide aandoeningen te verbeteren.
Meijsen J, Hu K, Krebs MD, Athanasiadis G, Washbrook S, Zetterberg R, Avelar E Silva RN, Shorter JR, Gådin JR, Bergstedt J, Howard DM, Ye W, Lu Y, Valdimarsdóttir UA, Ingason A, Helenius D, Plana-Ripoll O, McGrath JJ, Micali N, Andreassen OA, Werge TM, Fang F, Buil A. Quantifying the relative importance of genetics and environment on the comorbidity between mental and cardiometabolic disorders using 17 million Scandinavians. Nat Commun. 2024 Jun 13;15(1):5064. doi: 10.1038/s41467-024-49507-3. PMID: 38871766; PMCID: PMC11176385.