Autisme en intelligent: Hoe je dubbel bijzondere jongeren laat bloeien

Stel je voor: je hebt een tiener met een bovengemiddeld IQ, een passie voor sterrenkunde en een indrukwekkend geheugen. Maar tegelijkertijd worstelt diezelfde tiener met sociale interactie, heeft moeite met veranderingen en raakt snel overprikkeld. Dit is een voorbeeld van een zogenoemde “dubbel bijzondere” leerling: iemand die én cognitief getalenteerd is én autisme heeft. In vaktermen noemen we dat “twice exceptional” of 2eASD.

Deze jongeren vallen vaak tussen wal en schip. Omdat hun talenten opvallen, denkt men al snel: “die redt zich wel”. Maar ondertussen lopen ze tegen flinke belemmeringen aan, vooral sociaal-emotioneel. Andersom komt ook voor: hun autisme krijgt alle aandacht, waardoor hun cognitieve capaciteiten worden onderschat. Het gevolg? Frustratie, onderprestatie en soms een compleet gebrek aan passend onderwijs.

In de Verenigde Staten is de afgelopen jaren intensief onderzoek gedaan naar deze groep. Hoe kun je hen zó ondersteunen dat ze hun talenten wél kunnen ontwikkelen, zónder vast te lopen in sociale angst of overbelasting? En welke rol speelt onderwijs daarbij?

De kracht van talentgericht werken

De onderzoekers uit Connecticut ontdekten dat je bij deze jongeren niet moet beginnen bij wat níét lukt, maar juist bij wat wél werkt. Wat zijn hun interesses? Waar blinken ze in uit? En hoe kun je dat gebruiken als ingang om ook op andere vlakken vooruitgang te boeken?

Dat klinkt logisch, maar in praktijk is onderwijs vaak vooral gericht op het ‘repareren’ van tekorten. Vooral in speciaal onderwijs ligt de nadruk op begeleiding, structuur en regels. Natuurlijk belangrijk – maar niet als dat betekent dat er geen ruimte meer is voor verrijking of uitdaging.

Uit het onderzoek blijkt dat deze jongeren juist floreren wanneer ze uitgedaagd worden in hun interessegebieden. Denk aan honoursvakken op de middelbare school, zomerkampen rond een specifiek thema (zoals natuur, wiskunde of muziek), of buitenschoolse projecten waarin ze zelfstandig aan iets mogen werken. Die ervaringen versterken niet alleen hun leerplezier, maar hebben ook een positief effect op hun zelfbeeld en sociale interactie.

Een leerling die op school worstelt met groepsopdrachten, kan in een robotclub ineens wél contact maken. Waarom? Omdat het onderwerp boeit, de setting veilig is en er gedeelde passie is. Zo’n setting biedt kansen om sociale vaardigheden spelenderwijs te oefenen – zonder dat het ‘sociaal doen’ als doel op zich voelt.

Sociale groei begint bij veiligheid

Veel jongeren met 2eASD voelen zich lang een buitenstaander. In het onderzoek vertelde een groot deel van de ondervraagde studenten dat ze zich op de middelbare school eenzaam voelden, weinig vrienden hadden en worstelden met contact maken. Sommige jongeren trokken zich terug, anderen pasten zich zó sterk aan dat ze zichzelf kwijtraakten.

Toch zagen de onderzoekers ook hoopvolle signalen. Jongeren die begeleid werden door mentoren of docenten die hun talenten herkenden én ruimte boden om op eigen tempo sociaal te groeien, bloeiden vaak later alsnog open. Denk aan een wiskundeleraar die een leerling koppelt aan een projectmaatje met gelijke interesses, of een mentor die helpt reflecteren op sociale situaties.

Voor veel jongeren werkt het beter om sociale situaties stap voor stap te oefenen binnen een vertrouwde context. Bijvoorbeeld via een gametoernooi op school, een programmeerclub, of een buitenschoolse activiteit waarin ze iets kunnen doen wat ze leuk vinden – in plaats van “gezellig kletsen bij een kampvuur”.

Sociale groei begint dus niet bij “doe maar gewoon gezellig mee”, maar bij een veilige omgeving waarin iemand zich gezien en gewaardeerd voelt zoals die is.

Angst

Een rode draad in het onderzoek is de overweldigende aanwezigheid van angst. Niet een beetje gezonde spanning, maar diepgewortelde angst die het functioneren blokkeert. Sommige jongeren durven geen vragen te stellen in de les. Anderen vermijden groepswerk, omdat eerdere ervaringen pijnlijk waren. En weer anderen kampen met paniekaanvallen of dwanggedachten die hen uitputten.

Deze angst blijft vaak onder de radar, juist omdat de buitenwereld vooral het “slimme” kind ziet. Maar onder de oppervlakte speelt er veel. De onderzoekers zagen dat dit vaak leidt tot uitval in het hoger onderwijs – niet omdat de student het academisch niet aankan, maar omdat angst de overhand krijgt.

Het goede nieuws: angst is beïnvloedbaar. Leerlingen die geleerd hadden om hun stresssignalen te herkennen, om hulp te vragen en om rustmomenten in te bouwen, konden daar veel beter mee omgaan. Ook hier geldt: werken vanuit kracht – niet vanuit falen. Laat iemand leren omgaan met spanning in een context die hij zelf waardevol vindt, bijvoorbeeld als voorbereiding op een optreden of presentatie over een favoriete hobby.

De rol van school

Veel jongeren noemden één of twee volwassenen als sleutelfiguur in hun succes. Een docent die hen stimuleerde om zich in te schrijven voor een zomercursus. Een mentor die hielp met plannen. Een stagebegeleider die écht luisterde.

Deze vertrouwenspersonen boden niet alleen praktische hulp, maar gaven ook erkenning: “Ik zie jou. Jij kunt iets. En ik help je om dat verder te brengen.” Dat kan het verschil maken tussen afhaken en doorzetten.

In Nederland en België zijn zulke betrokken docenten en begeleiders er gelukkig ook. Maar door tijdsdruk, overvolle klassen en bureaucratische rompslomp komt die persoonlijke begeleiding steeds vaker in het gedrang. Het onderzoek benadrukt het belang van zulke warme werkrelaties – vooral voor leerlingen die zich anders voelen.

Zelfsturing kun je trainen

Veel 2eASD-jongeren hebben moeite met executieve functies: plannen, organiseren, op tijd beginnen, overzicht houden. In combinatie met perfectionisme of faalangst leidt dat tot uitstelgedrag, paniek of blokkeerreacties.

Toch bleken deze vaardigheden wél te verbeteren – mits je ze koppelt aan iets dat de jongere boeit. Een leerling die moeite heeft met schooltaken, kan wél zonder moeite een YouTube-kanaal onderhouden of een hele fantasywereld uitwerken. Dat laat zien: de vaardigheden zijn er vaak al, maar vragen de juiste context om tot bloei te komen.

Door jongeren autonomie te geven – in kleine stappen – kunnen ze leren om zelf te kiezen, te reflecteren en bij te sturen. Die zelfbepaling is essentieel voor hun toekomst, zeker als ze ooit zelfstandig willen studeren, wonen of werken.

Van middelbare school naar universiteit

De overstap naar het hoger onderwijs is voor veel leerlingen met autsime een kwetsbaar moment. Structuur valt weg, sociale verwachtingen veranderen en er wordt veel zelfredzaamheid gevraagd. In het onderzoek gaven veel jongeren aan dat ze hierop niet goed voorbereid waren. Sommigen vielen uit, anderen haalden goede cijfers maar voelden zich sociaal verloren.

Wat hielp? Studenten die al op de middelbare school ervaring hadden opgedaan met zelfstandigheid, interesseprojecten, of zomerkampen voelden zich zekerder. Ook het kunnen terugvallen op een netwerk van familie, docenten of oude klasgenoten bleek een buffer.

In Nederland en België bieden sommige hogescholen en universiteiten inmiddels ondersteuningstrajecten voor studenten met autisme. Toch zijn deze lang niet overal beschikbaar of bekend. Daarnaast ontbreekt het vaak aan een cultuur waarin sterke punten centraal staan, in plaats van beperkingen.

En juist dat blijkt doorslaggevend: niet alleen of je hulp krijgt, maar óf en hoe je talenten worden benut.

Wat kunnen we hiervan leren?

Hoewel het onderzoek Amerikaans is, zijn veel lessen bruikbaar voor het Nederlandse en Vlaamse onderwijs. Ook hier worstelen dubbel bijzondere jongeren met een onderwijssysteem dat hen vaak niet goed ziet.

Er is nog te weinig bekendheid met 2eASD. Veel scholen kennen de term niet eens. Het ontbreekt aan duidelijke richtlijnen, goede screening én passende begeleiding.

Wat wél werkt, komt vaak neer op gezond verstand: laat jongeren werken aan iets waar ze goed in zijn, zorg voor betrokken volwassenen, geef ruimte voor eigen tempo, en neem hun angsten serieus.

Bovendien kunnen ouders en leerkrachten zich beter laten informeren over beschikbare ondersteuningsopties, bijvoorbeeld via ouderverenigingen, platforms rond hoogbegaafdheid en neurodiversiteit, of door kennis te delen binnen het zorg- en onderwijsnetwerk.

Een mooi begin zou zijn: niet méér druk, maar meer vertrouwen.

Samengevat

  • Focus op interesses en talenten, niet alleen op beperkingen.
  • Bied uitdagend onderwijs, gekoppeld aan passies.
  • Zorg voor sociale veiligheid via vertrouwde, betekenisvolle contexten.
  • Neem angst serieus en help jongeren om hiermee om te gaan.
  • Investeer in warme relaties tussen leerling en begeleider.
  • Train zelfsturingsvaardigheden via echte projecten.
  • Bereid jongeren actief voor op de overstap naar het hoger onderwijs.
  • Maak het gesprek over 2eASD breder bekend in Nederland en België.

Reis SM, Renzulli SJ. Research-Based Strength-Based Teaching and Support Strategies for Twice-Exceptional High School Students with Autism Spectrum Disorder. Behav Sci (Basel). 2025;15(6):834. Published 2025 Jun 19. doi:10.3390/bs15060834

https://giftedasd.project.uconn.edu

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *