Epilepsie en autisme komen vaker samen voor dan je misschien zou denken. Bijvoorbeeld, een recent onderzoek beschrijft een jongen met autisme die vaak epileptische aanvallen kreeg tijdens stressvolle situaties op school. Dit illustreert hoe de twee aandoeningen elkaar kunnen beïnvloeden. Onderzoek laat zien dat ongeveer 30% van de mensen met autisme ook epilepsie heeft. Dat is veel hoger dan bij de algemene bevolking. Maar waarom komt deze combinatie zo vaak voor?
Wetenschappers denken dat het te maken heeft met hoe het brein werkt bij autisme. Bij epilepsie ontstaan ongecontroleerde elektrische ontladingen in de hersenen. Bij autisme zijn er ook vaak verschillen in hoe hersengebieden samenwerken. Deze factoren lijken elkaar te versterken. Hierdoor kunnen kinderen met autisme niet alleen last hebben van aanvallen, maar ook van bijkomende problemen zoals angst of slaapproblemen.
De impact van epilepsie op de ontwikkeling van het brein
Epileptische aanvallen hebben een grote invloed op de hersenontwikkeling, vooral bij kinderen. Tijdens een aanval raakt de normale activiteit van het brein verstoord, wat kan leiden tot geheugenverlies, verminderde concentratie of zelfs verwarring direct na de aanval. Als dit vaak gebeurt, kan het invloed hebben op sociale vaardigheden, taalontwikkeling en leren.
Kinderen met autisme hebben vaak al moeite met sociale interacties. Epilepsie kan deze problemen verergeren. Bijvoorbeeld: een kind dat aanvallen krijgt, mist soms belangrijke momenten in de klas of heeft moeite om nieuwe informatie te verwerken. Bovendien kunnen bepaalde vormen van epilepsie, zoals spasmen op jonge leeftijd, blijvende gevolgen hebben voor de ontwikkeling.
Medicatie
Bij de behandeling van epilepsie en autisme wordt vaak begonnen met medicatie. Neurologen baseren hun keuze meestal op het type epileptische aanvallen, de leeftijd van het kind en mogelijke bijwerkingen. Het doel is om de epileptische aanvallen onder controle te krijgen, maar de keuze van het juiste medicijn is niet eenvoudig. Er zijn veel verschillende soorten epileptische aanvallen, en niet elk medicijn werkt voor iedere vorm.

Veelgebruikte medicijnen:
- Valproaat: Wordt vaak voorgeschreven bij gegeneraliseerde aanvallen. Het kan echter bijwerkingen hebben zoals gewichtstoename en slaperigheid.
- Carbamazepine: Geschikt voor focale aanvallen, maar kan soms stemmingswisselingen veroorzaken.
- Melatonine: Een middel dat kan helpen bij slaapproblemen, die vaak voorkomen bij kinderen met autisme en epilepsie.
Soms worden ook medicijnen voorgeschreven voor andere symptomen van autisme, zoals angst of agressie. Maar deze kunnen de werking van anti-epileptica beïnvloeden. Daarom is een goede afstemming tussen specialisten essentieel.
Chirurgie
Als medicatie niet voldoende helpt, kan een operatie overwogen worden. Dit is meestal alleen het geval bij kinderen met zeer ernstige epilepsie die niet reageert op andere behandelingen. Voorbeelden van chirurgische ingrepen zijn:
- Resectie: Hierbij wordt het deel van de hersenen waar de aanvallen ontstaan, weggehaald. Dit kan effectief zijn bij focale epilepsie.
- Corpus callosotomie: Hierbij worden de verbindingen tussen de hersenhelften doorgesneden. Dit voorkomt dat aanvallen zich door het hele brein verspreiden.
- Diepe hersenstimulatie: Een nieuwe techniek waarbij elektrische impulsen worden gebruikt om aanvallen te verminderen.
Hoewel chirurgie soms goede resultaten geeft, zijn er ook risico’s, zoals cognitieve achteruitgang of complicaties tijdens de operatie.
Nieuwe behandelingen en hoopvolle ontwikkelingen
Naast traditionele behandelingen zijn er ook nieuwe, veelbelovende therapieën in opkomst. Deze bieden hoop voor situaties waarin medicatie of chirurgie niet effectief zijn, en richten zich vaak op minimalisering van bijwerkingen.
Minimaal invasieve technieken:
- Lasertherapie: Hierbij wordt met een laser een klein gebied in de hersenen weggebrand dat de aanvallen veroorzaakt. Dit gebeurt met behulp van MRI-beelden voor maximale precisie.
- Gamma Knife: Een techniek waarbij straling wordt gebruikt om epileptische gebieden in de hersenen te behandelen, zonder dat een operatie nodig is.
Hersenstimulatie:
- Vagus zenuw stimulatie (VNS): Een apparaatje dat kleine stroomstootjes geeft aan de zenuw in de hals. Dit kan het aantal aanvallen aanzienlijk verminderen.
- Responsive neurostimulatie (RNS): Een apparaat dat de hersenactiviteit in de gaten houdt en direct een impuls geeft als een aanval dreigt.
Wat betekent dit voor ouders en kinderen?
De diagnose autisme en epilepsie kan overweldigend zijn voor ouders. Het kan helpen om in contact te komen met oudergroepen of ondersteuning te zoeken bij een maatschappelijk werker om praktische en emotionele steun te vinden. Het is belangrijk om te weten dat er behandelingen zijn die kunnen helpen, ook al is de weg soms lang. Een multidisciplinair team van specialisten, zoals neurologen, psychiaters en gedragsdeskundigen, is van groot belang om een behandelplan op te stellen dat past bij de behoeften van het kind.
Ouders spelen ook een belangrijke rol. Door goed te letten op de signalen van aanvallen en deze te bespreken met de behandelend arts, kunnen zij bijdragen aan een betere behandeling. Daarnaast kan contact met andere ouders in vergelijkbare situaties steun bieden.
Met de snelle ontwikkelingen in medische technologie is er steeds meer hoop voor kinderen met autisme en epilepsie. Hoewel de weg naar de juiste behandeling soms lastig is, zijn er steeds meer mogelijkheden om hun kwaliteit van leven te verbeteren.
Cano-Villagrasa A, Moya-Faz FJ, Porcar-Gozalbo N, López-Zamora M. Treatment options in autism with epilepsy. Front Child Adolesc Psychiatry. 2024;3:1265081. Published 2024 Feb 22. doi:10.3389/frcha.2024.1265081