Rekenen is een essentieel onderdeel van ons dagelijks leven, van het tellen van geld tot het begrijpen van tijd en hoeveelheden. Voor mensen met autisme kan rekenen echter een uitdagende vaardigheid zijn, ook al hebben velen een gemiddelde of bovengemiddelde intelligentie. Onderzoek toont aan dat de manier waarop mensen met autisme informatie verwerken, invloed kan hebben op hun rekenprestaties. Het onderzoeksverslag dat ten grondslag ligt aan dit artikel, richt zich op de vraag hoe verschillende cognitieve processen, zoals werkgeheugen en inhibitie, bijdragen aan rekenvaardigheden bij kinderen en jongeren met autisme zonder verstandelijke beperking.
Mensen met autisme laten vaak een grote variatie zien in hun academische prestaties, waarbij rekenvaardigheden een van de gebieden is waar zij kunnen uitblinken of juist achterblijven. Sommige mensen met autisme hebben uitzonderlijke wiskundige vaardigheden, maar dit is slechts een klein deel van de autistische populatie.
De meeste mensen met autisme hebben echter uitdagingen op het gebied van rekenen, vooral wanneer het gaat om het oplossen van complexe problemen of het toepassen van abstracte concepten. Studies laten zien dat leerlingen met autisme doorgaans beter presteren op feitelijke rekenvaardigheden, zoals het snel kunnen beantwoorden van simpele rekensommen, maar moeite hebben met taken die meer cognitieve flexibiliteit en redeneren vereisen, zoals wiskundige inferenties en probleemoplossing.
De rol van werkgeheugen in rekenen
Een van de belangrijkste cognitieve processen die rekenvaardigheden beïnvloeden, is het werkgeheugen. Dit is het vermogen om informatie tijdelijk vast te houden en te bewerken, zoals het onthouden van getallen of instructies terwijl we een rekensom oplossen. Werkgeheugen kan worden onderverdeeld in verbaal werkgeheugen en visueel-ruimtelijk werkgeheugen.
Het onderzoeksverslag wijst uit dat kinderen en jongeren met autisme sterker afhankelijk zijn van hun verbaal werkgeheugen dan hun typisch ontwikkelende leeftijdsgenoten, vooral bij eenvoudige rekentaken zoals het ophalen van rekenfeiten uit het geheugen. Dit betekent dat het vermogen om rekenkundige feiten, zoals tafels van vermenigvuldiging, te automatiseren minder effectief is bij leerlingen met autisme. In plaats van deze feiten direct uit hun geheugen te halen, vertrouwen zij meer op hun vermogen om de informatie verbaal te verwerken. Hierdoor kan rekenen voor hen een cognitief zwaardere taak zijn.
Visueel-ruimtelijk werkgeheugen speelt ook een rol bij rekenen, vooral bij meer complexe taken zoals het oplossen van rekenproblemen waarbij mentale visualisatie nodig is. Dit proces helpt bij het vormen van mentale representaties van getallen en bewerkingen, bijvoorbeeld bij het oplossen van een wiskundig vraagstuk waarbij meerdere stappen nodig zijn. Het onderzoek laat echter zien dat leerlingen met autisme gemiddeld lagere scores behaalden op visueel-ruimtelijke werkgeheugentests in vergelijking met typisch ontwikkelende kinderen, wat bijdraagt aan hun moeilijkheden met rekenen.
Inhibitie en interferentiecontrole: hun invloed op rekenen
Naast werkgeheugen spelen ook inhibitie en interferentiecontrole een belangrijke rol bij rekenprestaties. Inhibitie is het vermogen om automatische reacties of afleidende gedachten te onderdrukken om een taak te voltooien, terwijl interferentiecontrole verwijst naar het vermogen om relevante informatie te selecteren en afleidende prikkels te negeren. Beide processen zijn essentieel voor het effectief oplossen van complexe rekentaken, zoals wiskundige woordproblemen waarbij irrelevante informatie aanwezig is.
Uit het onderzoek blijkt dat leerlingen met autisme gemiddeld slechter scoren op taken die inhibitie vereisen dan hun typisch ontwikkelende leeftijdsgenoten. Dit betekent dat ze meer moeite hebben om afleidingen te negeren en zich te concentreren op de relevante informatie binnen een rekentaak. Vooral bij het oplossen van wiskundige problemen waarbij onnodige gegevens worden gegeven, kunnen deze leerlingen sneller afgeleid worden of de verkeerde oplossing kiezen omdat ze moeite hebben om irrelevante details te onderdrukken.
Interferentiecontrole blijkt echter geen significant effect te hebben op rekenprestaties bij leerlingen met autisme in het onderzochte onderzoek. Dit suggereert dat, hoewel inhibitieproblemen aanwezig zijn, het vermogen om afleidende stimuli te filteren niet de grootste belemmering vormt voor hun rekenvaardigheden. Het is eerder het werkgeheugen, zoals eerder besproken, dat een cruciale rol speelt in hun vermogen om met rekenproblemen om te gaan.
Sterke en zwakke punten in rekenvaardigheden bij autisme
Een van de opvallende bevindingen uit het onderzoek is dat kinderen en jongeren met autisme vaak een wisselend profiel vertonen in hun rekenvaardigheden. Dit houdt in dat ze sterke en zwakke punten laten zien op verschillende onderdelen van het rekenen. Een gebied waarin zij vaak uitblinken, is de automatisering van eenvoudige rekenfeiten, zoals het snel beantwoorden van simpele optel- en vermenigvuldigingsvragen. Dit vermogen om basisfeiten direct uit het geheugen op te halen, lijkt minder afhankelijk van complexe cognitieve processen zoals abstract redeneren.
Tegelijkertijd hebben leerlingen met autisme significant meer moeite met taken die hogere niveaus van redeneren en probleemoplossing vereisen. Denk hierbij aan wiskundige inferenties, waarbij abstracte concepten moeten worden begrepen en toegepast, en complexe wiskundige probleemoplossingstaken, zoals het oplossen van woordproblemen. Deze taken vereisen niet alleen kennis van wiskundige feiten, maar ook het vermogen om die kennis flexibel toe te passen in nieuwe situaties.
Dit verschil kan worden verklaard door de beperkingen in het werkgeheugen en de inhibitie die eerder zijn besproken. Omdat leerlingen met autisme meer afhankelijk zijn van verbaal werkgeheugen en meer moeite hebben met het onderdrukken van afleidende informatie, kost het hen meer moeite om complexe rekenproblemen op te lossen. Ze vertrouwen vaak op feitelijke kennis, maar komen in de problemen wanneer ze meer abstracte concepten moeten toepassen of verschillende stappen van een probleem moeten onthouden.

Een voorbeeld hiervan is het oplossen van een woordprobleem waarin onnodige details zijn opgenomen, zoals: “Jan heeft zeven appels, maar hij verliest er zes onderweg naar school. Hoeveel appels heeft hij uiteindelijk?” Hoewel het probleem eenvoudig lijkt, kunnen de onnodige details over ‘onderweg naar school’ voor leerlingen met autisme een bron van verwarring zijn, waardoor zij het probleem niet correct oplossen.
Praktische implicaties voor het onderwijs
Het begrijpen van de sterke en zwakke punten in de rekenvaardigheden van leerlingen met autisme heeft belangrijke implicaties voor het onderwijs. Leerkrachten en begeleiders kunnen hun aanpak afstemmen op de specifieke behoeften van deze leerlingen, waarbij ze rekening houden met de cognitieve processen die rekenprestaties beïnvloeden.
Een van de belangrijkste aanbevelingen uit het onderzoek is om de nadruk te leggen op het versterken van het verbaal werkgeheugen. Dit kan bijvoorbeeld door oefeningen die leerlingen helpen om rekenfeiten efficiënter te automatiseren. Het herhaaldelijk oefenen van eenvoudige optel- en vermenigvuldigingssommetjes in een gestructureerde omgeving kan bijdragen aan een betere internalisatie van deze basisvaardigheden, waardoor leerlingen minder afhankelijk worden van werkgeheugen tijdens het rekenen.
Daarnaast is het belangrijk om het leerproces te ondersteunen met visuele hulpmiddelen. Aangezien veel leerlingen met autisme een zwakker visueel-ruimtelijk werkgeheugen hebben, kan het gebruik van visuele hulpmiddelen, zoals diagrammen, rekenblokken of andere grafische representaties, helpen om wiskundige concepten concreter te maken. Dit kan vooral nuttig zijn bij het oplossen van wiskundige woordproblemen, waar abstracte concepten vaak moeilijker te begrijpen zijn.
Verder kunnen leraren afleidende informatie in opgaven minimaliseren, vooral wanneer het gaat om complexe rekenproblemen. Het is nuttig om rekenproblemen in eerste instantie zo eenvoudig mogelijk te presenteren en onnodige details te vermijden, zodat leerlingen zich kunnen concentreren op de kern van het probleem. Naarmate hun vaardigheden zich ontwikkelen, kan er langzaam meer complexiteit aan de opgaven worden toegevoegd.
Ten slotte is het van groot belang om individuele benaderingen te hanteren. Niet alle leerlingen met autisme ervaren dezelfde uitdagingen bij rekenen, en een gepersonaliseerde aanpak, gebaseerd op observaties en de specifieke sterktes en zwaktes van het kind, kan veel effectiever zijn dan een standaardmethode. Samenwerken met ouders en specialisten kan hierbij helpen om een passend onderwijsplan op te stellen.
Tonizzi I, Usai MC. Cognitive correlates of math abilities in autism spectrum disorder. PLoS One. 2024 Sep 16;19(9):e0310525. doi: 10.1371/journal.pone.0310525. PMID: 39283892; PMCID: PMC11404818.