Voedingsperikelen bij volwassenen met autisme

Over eten bij kinderen met autisme is inmiddels veel geschreven. Maar zodra iemand volwassen is, lijkt de interesse te verdwijnen. Alsof eetproblemen automatisch verdwijnen met de kinderjaren. Spoiler: dat is niet zo.

Volwassenen met autisme hebben vaak te maken met eetgedrag dat afwijkt van ‘de norm’. Dat kan gaan om selectief eten, sensorische gevoeligheden of extreme voorkeuren en afkeuren. Toch is hier nog maar weinig onderzoek naar gedaan. De meeste kennis komt uit studies met kinderen, en die kennis wordt vaak klakkeloos toegepast op volwassenen. Maar werkt dat wel?

Niet iedereen met autisme is een ‘groot kind’. Eetproblemen kunnen veranderen – of juist verergeren – in de loop van het leven. Bovendien spelen bij volwassenen andere factoren mee: meer zelfstandigheid, minder structuur, financiële beperkingen of een verhoogde kans op depressie of angst. Juist daarom is meer kennis over voeding bij volwassenen met autisme broodnodig.

Onderzoek

Dit artikel is gebaseerd op een uitgebreide literatuurreview gepubliceerd in april 2025 in het wetenschappelijke tijdschrift Nutrients. De auteurs selecteerden 43 studies over voeding en eetgedrag bij volwassenen met autisme, gepubliceerd tussen 2013 en 2024. De nadruk lag op drie thema’s: eetvoorkeuren en zintuiglijke verwerking, de feitelijke voedingsstatus (zoals gewicht, tekorten en voedingsinname) en het effect van voedingsinterventies.

Kieskeurig? Hoe zintuigen je eetpatroon sturen

Veel autistische mensen eten niet zomaar wat de pot schaft. Ze vermijden voedsel met een specifieke geur, kleur of textuur. Denk aan zacht of slijmerig eten, korsten, harde stukjes of sterk gekruide smaken. Dat noemen we ‘food selectivity’, ofwel kieskeurigheid – maar dan in extreme mate.

Die selectiviteit is vaak zintuiglijk gestuurd. Wat voor de een een lekker sappige tomaat is, voelt voor een ander als een walgelijke hap snot. Een korstje kan prikken, pasta kan ‘te glibberig’ zijn. Geuren kunnen overweldigend zijn, of juist volledig afwezig lijken. Sommige mensen ruiken bijvoorbeeld alleen ‘rottenis’ of ‘schoonmaakmiddel’ waar een ander pizza of vanille herkent.

Toch is het beeld niet zwart-wit. Veel volwassenen met autisme geven aan dat hun eetpatroon over de jaren wel wat flexibeler is geworden. Soms door gewenning, soms door bewuste oefening, soms gewoon door ouder worden. Maar ook: soms helemaal niet.

Wat je ook ziet: veel mensen met autisme kiezen voor veiligheid. Dat ene broodje kaas, elke dag. Of precies hetzelfde merk en type soep. En ja, dat kan problematisch worden als het de variatie in voedingsstoffen beperkt. Maar het kan óók helpen om rust te houden in het hoofd en het lijf. De uitdaging zit hem in een goede balans vinden – en die is voor iedereen anders.

Eten met je hoofd: De rol van routines, angst en sociale context

Niet alleen zintuigen bepalen wat iemand wel of niet eet. Ook cognitieve en sociale factoren spelen een rol. Denk aan angst voor nieuwe situaties (zoals onbekend eten), behoefte aan voorspelbaarheid, of moeite met eten in gezelschap.

Een etentje in een restaurant? Voor sommigen voelt dat als topsport. Nieuwe smaken, onbekende texturen, achtergrondgeluid, felle lichten, het vaak complexe sociale aspect, mensen die praten met volle mond – het kan overweldigend zijn. Veel volwassenen met autisme vermijden dan ook sociale eetsituaties. Of ze ontwikkelen strategieën om ermee om te gaan: eigen eten meenemen, vooraf het menu bekijken of altijd hetzelfde bestellen.

Ook de verhouding tot ‘gezond eten’ is niet altijd simpel. Wie moeite heeft met plannen, koken of boodschappen doen, grijpt sneller naar kant-en-klaar of comfort food. Niet uit gemakzucht, maar door overprikkeling of gebrek aan energie. Bovendien kan rigide denken leiden tot eetregels die moeilijk zijn los te laten – óók als ze ongezond zijn.

Toch geven veel mensen aan dat ze hun eetgedrag niet per se als probleem ervaren. Het past bij hen, geeft structuur en houvast. En dat is óók waardevol.

Wat doet dit met je lichaam?

Selectief eten kan leiden tot een eenzijdig dieet. Onderzoek toont aan dat autistische volwassenen vaker overgewicht of obesitas hebben dan de algemene bevolking. Tegelijkertijd is ondergewicht óók vaker aanwezig.

Hoe kan dat? Aan de ene kant kan een beperkt dieet bestaan uit energierijk, bewerkt voedsel (denk aan witbrood, snacks, frisdrank). Aan de andere kant vermijden sommige mensen zoveel soorten voedsel dat ze te weinig binnenkrijgen. Beide zijn problematisch – en beide komen dus voor.

De meeste onderzoeken gebruiken BMI als meetinstrument, maar dat is beperkt. BMI zegt niks over spiermassa, vetverdeling of gezondheid van organen. Zeker bij mensen met een andere lichaamssamenstelling – door medicatie, inactiviteit of genetische factoren – geeft BMI een vertekend beeld.

Nieuwere inzichten pleiten dan ook voor bredere metingen: buikomtrek, vetverdeling, bloedwaarden. Alleen zo kun je écht iets zeggen over de gezondheid van autistische volwassenen.

Tekorten: Van vitamine D tot vezels

Naast gewicht is ook het binnenkrijgen van voldoende voedingsstoffen een punt van zorg. Vooral tekorten aan vitamine D, vezels, ijzer, foliumzuur en omega-3 komen regelmatig voor in studies. Maar let op: veel van die gegevens komen uit onderzoek bij kinderen, en er is opvallend weinig biochemisch onderzoek bij volwassenen.

In de weinige studies die er wél zijn, zien we dat volwassenen met autisme inderdaad vaker tekorten hebben – al weten we vaak niet precies welke of waarom. Wordt er te weinig gegeten? Wordt het niet goed opgenomen? Of zijn er andere oorzaken, zoals medicatie?

Ook supplementgebruik is populair onder autistische volwassenen, vaak zonder medische begeleiding. Dat is niet per se slecht – maar het is ook geen garantie op een gebalanceerde voeding. Zeker niet als het gepaard gaat met uitsluiten van hele voedselgroepen.

Kortom: het risico op tekorten is reëel. Meer onderzoek en betere monitoring zijn broodnodig.

Supplementen en wonderdiëten

Van glutenvrij tot caseïnevrij, van omega-3 tot ‘IQ-blends’ – er is geen gebrek aan dieetadviezen voor autistische mensen. Maar wat zegt de wetenschap?

De harde waarheid: het meeste bewijs is zwak. Veel studies zijn klein, methodologisch beperkt of richten zich vooral op kinderen. Bij volwassenen zijn de resultaten vaak anekdotisch of gebaseerd op zelfrapportages. Toch rapporteren sommige gebruikers positieve effecten: betere concentratie, minder onrust, betere spijsvertering.

Er zijn ook risico’s. Strikte diëten kunnen leiden tot sociale isolatie, angst of tekorten. Supplementen kunnen duur zijn, ineffectief of zelfs schadelijk bij verkeerd gebruik.

Belangrijk is dat voeding niet gezien moet worden als ‘behandeling’ van autisme. Wel kan het bijdragen aan kwaliteit van leven, energie en stabiliteit. Verwachtingen temperen dus – maar wél blijven zoeken naar wat werkt voor het individu.

Wat helpt wél? Kleine aanpassingen, grote winst

Er is goed nieuws: er zijn wél interventies die werken. Niet met pillen of verboden lijsten, maar door het aanpassen van de omgeving en routines.

Denk aan kooklessen met visuele instructies, aangepaste kantinemenu’s die inspelen op sensorische voorkeuren, of ‘slimme’ lunchruimtes die gezonde keuzes makkelijker maken. En, heel eenvoudig, accepteren dat werknemers of scholieren met autisme vaak veel liever alleen hun lunchpauzes doorbrengen. Ook het stap voor stap introduceren van nieuwe voedingsmiddelen met positieve bekrachtiging laat voorzichtig succes zien.

Belangrijk hierbij: autonomie en acceptatie. Iemand met autisme hoeft niet alles te leren eten om gezond te kunnen eten. Liever een paar nieuwe opties erbij dan rigide voedselregels opleggen. En liever koken met plezier dan perfectionisme in het menu.

Ondersteuning van omgeving en zorgprofessionals is van groot belang. Niet forceren, maar begeleiden. Niet straffen, maar nieuwsgierigheid stimuleren.

Samengevat

  • Eetproblemen verdwijnen niet vanzelf bij volwassenen met autisme.
  • Zintuiglijke gevoeligheden sturen vaak wat (en hoe) iemand eet.
  • Zowel overgewicht als ondervoeding komt vaker voor.
  • Strikte diëten en supplementen zijn zelden wondermiddelen.
  • Succesvolle interventies zijn afgestemd op voorkeuren en routines.
  • Kleine veranderingen kunnen grote positieve effecten hebben.

Remón S, Ferrer-Mairal A, Sanclemente T. Food and Nutrition in Autistic Adults: Knowledge Gaps and Future Perspectives. Nutrients. 2025;17(9):1456. Published 2025 Apr 26. doi:10.3390/nu17091456

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *