Puberteit is een beetje als een interne verbouwing zonder bouwtekening. Alles verandert tegelijk: je lichaam, je hormonen, je gevoelens — en soms ook je vriendenkring. Zelfs voor wie zich “neurotypisch” noemt, kan dat behoorlijk veel zijn. Maar wat als je hersenen anders werken?
Voor jongeren met autisme, ADHD of een verstandelijke beperking is de overgang van kindertijd naar volwassenheid vaak een hindernisbaan vol onverwachte bochten. De Braziliaanse artsen Eduardo Silva en Evelyn Eisenstein verzamelden tientallen studies over wat er in deze levensfase precies mis – maar ook goed – kan gaan. Hun conclusie: er is dringend behoefte aan beter begrip, betere begeleiding en meer continuïteit in zorg en onderwijs.
Het probleem zit niet alleen in de puberteit zelf, maar vooral in hoe onze maatschappij ermee omgaat. Veel jongeren met een neurodivergente identiteit krijgen te maken met plots afgebroken zorg, onduidelijke verwachtingen en een omgeving die niet goed weet hoe met hen om te gaan. En dat terwijl de puberteit juist hét moment is waarop hun brein, lijf en emoties volop in beweging zijn.
Wat er in je hoofd verandert
Tijdens de puberteit verandert het brein ingrijpend. Vooral de prefrontale cortex – het deel dat beslissingen neemt en impulsen remt – krijgt een grote verbouwing. Tegelijk wordt het limbisch systeem, dat emoties aanstuurt, hyperactief. Met andere woorden: het gevoelssysteem gaat op turbo, terwijl de rem nog wordt afgesteld. Geen wonder dat pubers vaker heftig reageren.
Bij neurodivergente jongeren is die balans nog kwetsbaarder. Hun hersenen verwerken prikkels, emoties en sociale signalen vaak op een intensere of juist vertraagde manier. Een autistische tiener kan bijvoorbeeld overspoeld raken door geluiden of gezichtsuitdrukkingen, terwijl een jongen met ADHD moeite heeft om een impuls te onderdrukken. Voeg daar hormonale schommelingen, groepsdruk en prestatiedruk aan toe, en je hebt het recept voor chaos in het hoofd.
Ook fysiek gebeurt er veel: groei, lichaamsveranderingen, en een ontluikend gevoel van seksualiteit. Deze nieuwe ervaringen vragen om goede begeleiding – niet om betutteling, maar om duidelijke uitleg, begrip en ruimte om fouten te maken.
Autisme in de puberteit
Puberteit en autisme vormen een complexe combinatie. Veel jongeren ervaren in deze periode meer prikkelbaarheid, somberheid of terugtrekgedrag. Hun behoefte aan structuur botst met de grilligheid van de puberteit. Dingen die vroeger voorspelbaar waren – vriendschappen, school, emoties – worden plots onvoorspelbaar.
Daarbovenop komt het risico op pesten en sociale uitsluiting. Autistische jongeren merken vaak dat hun manier van communiceren niet altijd begrepen wordt. Ze kunnen ‘te eerlijk’ overkomen, of niet aanvoelen wanneer een grap niet grappig meer is. Het gevolg: onzekerheid, eenzaamheid en soms depressieve gevoelens.
Silva en Eisenstein benadrukken dat er wereldwijd een tekort is aan gespecialiseerde zorg voor autistische adolescenten. De overstap van kindergeneeskunde naar volwassenenzorg verloopt vaak rommelig. In Nederland zien we hetzelfde: zodra iemand 18 wordt, vallen veel ondersteunende voorzieningen weg. Terwijl juist dán – bij de start van studie, werk en relaties – extra steun van groot belang is.
ADHD: Druk, dromerig en in de knoop met regels
Bij jongeren met ADHD verandert er ook veel in de puberteit, maar niet altijd in de goede richting. De hyperactiviteit neemt vaak wat af – je ziet minder stuiterende tieners in de klas – maar de impulsiviteit en concentratieproblemen blijven. Alleen uiten ze zich subtieler: in te laat beginnen met huiswerk, ondoordachte keuzes of eindeloze scrollsessies.
Silva en Eisenstein wijzen erop dat tot 60% van de jongeren met ADHD hun klachten meeneemt naar volwassenheid. De risico’s nemen toe: middelengebruik, e-sigaretten, roekeloos rijgedrag en riskante online challenges** komen vaker voor. Niet omdat deze jongeren “roekeloos” willen zijn, maar omdat hun brein sneller beloning zoekt dan remt.
Denk aan Lars (15), die binnen een week drie nieuwe hobby’s had: skateboarden, drummen en programmeren. “Ik wil alles tegelijk,” zegt hij. “Maar na een paar dagen is het nieuwe eraf.” Voor zijn ouders is dat soms frustrerend, maar ook herkenbaar voor wie met ADHD leeft. Continuïteit, structuur en realistische doelen helpen dan meer dan straffen of verwijten.
Leven met een verstandelijke beperking
Voor jongeren met een verstandelijke beperking ligt de uitdaging vooral in het vinden van een balans tussen bescherming en zelfstandigheid. Veel ouders worstelen met vragen als: “Wanneer kan ik hem of haar alleen laten reizen?” of “Hoe praat ik over relaties en seksualiteit zonder verwarring te zaaien?”
De onderzoekers benadrukken dat ook deze jongeren recht hebben op volwaardige seksuele voorlichting, afgestemd op hun begripsniveau. Dat is niet vanzelfsprekend: uit studies blijkt dat ouders en begeleiders het onderwerp vaak uit de weg gaan uit angst voor misverstanden. Maar juist daardoor lopen jongeren meer risico op grensoverschrijding of misbruik.
In Nederland bestaan initiatieven zoals Sense (Rutgers) en de Specialisterren-trainingen, die informatie bieden over relaties en veiligheid voor mensen met een beperking. Zulke programma’s helpen jongeren beter begrijpen wat wederkerigheid en toestemming betekenen.
De kunst van goed overdragen
Een belangrijke boodschap van het artikel is dat de overgang van kind naar jongvolwassene niet vanzelf gaat. Zonder planning vallen veel jongeren tussen wal en schip. In Brazilië gebeurt dat vaak bij 18 jaar; in Nederland en België ook. De jeugdzorg stopt, de volwassenenzorg weet niet goed wat er nodig is, en de jongere zelf raakt het overzicht kwijt.
Silva en Eisenstein pleiten voor individuele transitieplannen (ITP’s): persoonlijke plannen waarin zorg, school en gezin samen vooruitkijken. Daarin staat wie verantwoordelijk is, wat de doelen zijn en welke stappen worden gezet richting zelfstandigheid.
In het Verenigd Koninkrijk bestaat al het model “Ready Steady Go”, dat jongeren vanaf hun veertiende voorbereidt op volwassenenzorg. In Nederland zien we vergelijkbare initiatieven, zoals MEE’s “Op Eigen Benen”-programma of het Jongerenloket dat helpt met werk en financiën. Toch blijft de praktijk versnipperd.
Een ITP klinkt misschien bureaucratisch, maar het voorkomt precies wat veel ouders vrezen: dat hun kind plots zonder vangnet komt te staan.
Technologie als hulpmiddel, geen wondermiddel
De onderzoekers besteden ook aandacht aan technologie. Apps, games en virtual reality kunnen jongeren helpen om sociale situaties te oefenen of emoties te herkennen. Denk aan een VR-simulatie waarin je leert omgaan met groepsdruk of sollicitatiegesprekken. Jongeren kunnen daarna samen met een therapeut bespreken wat goed ging en wat niet.
Maar: technologie is geen wondermiddel. Zonder menselijke begeleiding blijft het effect beperkt. Een app kan uitleggen hoe je een gesprek begint, maar niet voelen wanneer iemand verdrietig is. Silva en Eisenstein benadrukken dat technologie alleen werkt als onderdeel van een breder ondersteuningsplan, met aandacht voor echte ervaringen.
Bovendien is er een risico op overprikkeling of verslaving, zeker bij jongeren met ADHD. Een gezonde balans tussen online oefenen en offline leven blijft dus essentieel.
De sprong naar volwassenheid
En dan het moment van waarheid: de overgang naar het volwassen leven. Studie, werk, relaties, wonen – het lijkt vanzelf te gaan, maar voor jongeren met neurodivergentie is dat zelden zo.
Veel jongeren vallen uit het onderwijs of vinden geen baan die past bij hun kwaliteiten. Slechts één op de vijf autistische volwassenen heeft betaald werk dat aansluit bij zijn of haar niveau. Niet vanwege gebrek aan talent, maar vanwege onbegrip, te weinig begeleiding en starre systemen.
Ook de zorg verdwijnt vaak ineens bij het bereiken van de “magische grens” van 18 of 21 jaar. Ouders staan dan plots alleen. In Nederland proberen sommige GGZ-instellingen dit te ondervangen met “doorlopende zorglijnen”, maar de praktijk blijft wisselend.
De mentale druk neemt toe: meer angst, meer depressie, meer zelfbeschadiging. Dat is geen toeval. De adolescentie is de periode waarin kwetsbaarheden zichtbaar worden, terwijl de hulp juist afneemt. De auteurs pleiten daarom voor levensloopzorg – ondersteuning die meegroeit, in plaats van plots stopt.
Wat ouders en professionals kunnen doen
De belangrijkste les? Begin op tijd. De overgang naar volwassenheid is geen knop die je omzet, maar een proces dat jaren duurt.
Voor ouders betekent dit: geef ruimte, maar blijf nabij. Stimuleer zelfbeslissingen, ook als ze niet perfect zijn. Laat jongeren meedenken over hun behandeling of dagbesteding. Voor professionals geldt: werk samen met het gezin, de school en de jongere zelf. Alleen dan ontstaat er continuïteit.
En misschien wel het allerbelangrijkste: zie puberteit niet als probleem, maar als kans. Het is de periode waarin jongeren ontdekken wie ze zijn, ook als dat niet binnen de gebruikelijke lijntjes past.
Samenvatting
- De puberteit is een kwetsbare, maar ook vormende fase voor neurodivergente jongeren.
- Hormonale en sociale veranderingen kunnen bestaande uitdagingen versterken.
- Continuïteit van zorg en onderwijs is van groot belang; stop niet bij 18 jaar.
- Technologie en gedragstherapie kunnen helpen, maar nooit zonder menselijke begeleiding.
- Vroegtijdige, individuele planning vergroot de kans op zelfstandigheid en welzijn.
Silva EJCD, Eisenstein E. Transition to adolescence in neurodevelopmental disorders: challenges and clinical perspectives. J Pediatr (Rio J). 2025 Oct 18:101463. doi: 10.1016/j.jped.2025.101463. Epub ahead of print. PMID: 41120046.



