Werkt online slaaptraining bij kinderen met autisme?

Als je kind moeilijk in slaap valt, om drie uur ’s nachts ineens zingend naast je bed staat en vervolgens niet meer te wekken is voor school, weet je hoe slopend slaapgebrek kan zijn. Voor veel gezinnen met een kind met autisme is dat geen uitzondering, maar een terugkerend nachtelijk ritueel.

Onderzoek schat dat 40 tot 80 procent van de kinderen met autisme last heeft van slaapstoornissen. Dat varieert van uren wakker liggen tot onrustig slapen of extreem vroeg opstaan. Slecht slapen heeft grote gevolgen. Het vergroot prikkelbaarheid, vermindert concentratie en versterkt vaak kenmerken als rigiditeit of overgevoeligheid. Ouders voelen het ook: stress, vermoeidheid en soms wanhoop liggen op de loer.

De afbeelding bij dit artikel is slechts ter illustratie. Het ’s avonds of ’s nachts gebruiken van beeldschermen is immers niet bevorderend voor een goede nachtrust!

Een paar uur slaaptekort lijkt weinig, maar stapelt zich razendsnel op. Wie structureel te weinig slaapt, functioneert overdag alsof hij een glas wijn te veel op heeft. Voor een kind met autisme, dat al moeite kan hebben met prikkelverwerking of overgangen, is dat extra zwaar. Geen wonder dat ouders alles aangrijpen wat belooft de nachtrust te verbeteren — van melatonine tot meditatie-apps.

Gedragstherapie helpt – maar moeilijk te krijgen

De eerste keus bij slaapproblemen is geen pil, maar gedragstherapie. Daarin leren ouders en kinderen hoe ze vaste bedtijdroutines opbouwen, het bed associëren met slapen (en niet met gamen of worstelen met een wiskundeboek), en geleidelijk de bedtijd verschuiven.

Het klinkt eenvoudig, maar het vraagt discipline en tijd. Een ouder moet bijvoorbeeld drie weken lang consequent dezelfde bedroutine volhouden, terwijl hij of zij zelf uitgeput is. Professionele begeleiding maakt dat makkelijker, maar in de praktijk is dat een luxe: gespecialiseerde slaapcoaches zijn schaars, en de wachtlijsten in de GGZ lang.

Daarom groeit de belangstelling voor digitale varianten van deze therapie. Waarom uren reizen voor een consult als een therapeut via beeldbellen kan meekijken? En waarom zou een ouder niet online kunnen leren wat een ‘slaaphygiënische’ routine is?

Coachen via laptop of app

In de afgelopen jaren zijn er overal ter wereld experimenten gestart met digitale slaaptraining voor kinderen met autisme. Soms krijgen ouders via een app dagelijks opdrachten, zoals: ‘Zet een vast ritueel in de avond, gebruik een rustig lampje, vermijd schermen na acht uur.’ Andere programma’s zijn interactief: een coach kijkt via videobellen mee hoe de bedroutine verloopt, of bespreekt per week de voortgang.

In sommige onderzoeken kregen ouders een online cursus van vijf tot twaalf weken. In andere gevallen ging het om kortere trainingen met wekelijkse video’s, ondersteund door een digitale slaapdagboekfunctie. Een Japanse studie liet ouders via internet lessen volgen over slaapeducatie, terwijl een Canadese groep experimenteerde met een augmented reality-app die het kind stap voor stap door het avondritueel leidde.

Kortom: digitale slaaptraining is een breed begrip. Soms betekent het “een app met tips”, soms “een volwaardige therapie op afstand”. Maar de rode draad is duidelijk: ouders leren slaapgedrag te veranderen — via het scherm in plaats van in de spreekkamer.

Wat zegt het onderzoek? Kleine stappen vooruit

De Chinese onderzoekers Duan en collega’s (2025) analyseerden 12 studies over digitale of telehealth slaaptraining bij autistische kinderen en jongeren tussen 2 en 18 jaar. Zes studies waren gerandomiseerde onderzoeken (de ‘gouden standaard’), zes waren kleinschaliger pilots.

De conclusie: digitale slaaptraining werkt een beetje. In de RCT’s zagen onderzoekers een klein tot matig positief effect op slaapkwaliteit, vooral volgens ouders. Kinderen vielen sneller in slaap en bleven beter liggen, maar ze sliepen niet per se langer.

Bijvoorbeeld: in een Amerikaanse studie in 24 staten kregen ouders online training in slaaphygiëne. Hun kinderen vielen gemiddeld vijf tot zes minuten sneller in slaap dan de controlegroep. Dat lijkt weinig, maar het verschil in ouderbeleving was groot: de avonden verliepen rustiger, minder strijd aan bedtijd.

Objectieve metingen met actiwatches — kleine apparaatjes die slaap meten — lieten vergelijkbare trends zien: iets kortere inslaaptijd en iets hogere slaapefficiëntie. Alleen de totale slaaptijd bleef gelijk.

Kort samengevat: digitale programma’s kunnen helpen het begin van de nacht soepeler te laten verlopen, maar lossen niet elk slaapprobleem op.

Waarom ouders de sleutel zijn

Bij jonge kinderen draait slaaptraining vooral om oudergedrag. Een kind van vier kan zichzelf immers niet naar bed coachen. Daarom richten digitale interventies zich bijna altijd op ouders. Zij krijgen instructies over vaste bedtijden, kalmerende routines en consequent reageren op nachtelijk wakker worden.

Dat werkt, maar heeft ook een nadeel: de resultaten hangen af van hoe ouders rapporteren. Veel onderzoeken gebruikten oudervragenlijsten, geen objectieve slaapmetingen. En als je als ouder wekenlang oefent, wil je natuurlijk graag geloven dat het helpt. Dat maakt het lastig te onderscheiden hoeveel van het effect echt komt door de training, en hoeveel door hoop en verwachting.

Toch is ouderbetrokkenheid van groot belang. Zonder hun inzet heeft geen enkel programma kans van slagen. En er is een positief bijeffect: ouders voelen zich vaak competenter en minder machteloos — al lieten de cijfers daarvoor nog geen eenduidig bewijs zien.

Echte coach of zelfstudie?

In de studies werd een opvallend verschil gevonden tussen telehealth met begeleiding (via video met een echte therapeut) en zelfstudieprogramma’s (apps of online modules). De eerste groep scoorde duidelijk beter.

Dat is logisch. Een mens aan de andere kant van het scherm motiveert, stelt vragen, corrigeert waar nodig en viert kleine successen mee. Psychologen noemen dat “ondersteunende verantwoordelijkheid”: als je weet dat iemand meekijkt, blijf je beter volhouden.

Een voorbeeld: bij een telehealth-programma kreeg een ouder elke week een half uur videogesprek met een slaapcoach. De kinderen vielen gemiddeld ruim vijf minuten sneller in slaap dan bij de app-gebruikers die het alleen moesten doen. Geen wonder dat veel onderzoekers pleiten voor hybride modellen: een combinatie van digitale modules én af en toe persoonlijk contact.

Hoe betrouwbaar zijn de resultaten?

Klinkt veelbelovend, maar de wetenschappelijke kanttekeningen zijn niet gering. De meeste studies waren klein — vaak minder dan 30 deelnemers per groep — en niet altijd even zorgvuldig uitgevoerd. In sommige gevallen wisten ouders of coaches in welke groep ze zaten, wat de resultaten kon beïnvloeden.

Daarnaast werd slaap meestal gemeten via ouderrapportages, zelden met objectieve middelen zoals actigrafie of polysomnografie (slaaponderzoek met elektroden). Dat betekent dat de gevonden verbeteringen deels subjectief kunnen zijn.

Er was ook veel variatie in aanpak: sommige programma’s duurden drie weken, andere zes maanden; sommige richtten zich op jonge kinderen, andere op tieners. Daardoor is het lastig om te zeggen welke onderdelen nu precies werken.

Toch is de rode draad duidelijk: programma’s die focussen op routines, voorspelbaarheid en ontspanning vóór bedtijd leveren de meeste winst op.

Wat kunnen we hiermee?

In Nederland en België kampen veel gezinnen met vergelijkbare problemen. Kinder- en jeugdpsychiatrie heeft lange wachttijden, en slaapklachten worden vaak gezien als “bijzaak”. Maar slechte slaap beïnvloedt gedrag, stemming en leren – het is dus allesbehalve een detail.

Digitale begeleiding zou hier een waardevolle aanvulling kunnen zijn. Denk aan online oudertrainingen via instellingen als Karakter, Accare of UZ Leuven. Ook apps die routines visualiseren, of begeleid teleconsulten met een slaapcoach, zouden de drempel kunnen verlagen voor gezinnen die nu vastlopen.

Belangrijk is wel dat zulke programma’s evidence-based blijven. In Nederland zijn we dol op pilots, maar zonder goed onderzoek weet je niet of iets echt helpt. De meta-analyse van Duan laat zien dat digitale slaaptraining geen wondermiddel is, maar wel degelijk kan bijdragen — vooral als het persoonlijk contact behouden blijft.

Een mooie gedachte: digitale zorg hoeft geen koud scherm te zijn. Als het goed wordt ingezet, kan het juist warmte brengen in vermoeide gezinnen die al te lang zonder slaap leven.

Conclusie

Digitale en telehealth-gedragstherapieën kunnen de nachtrust van kinderen met autisme verbeteren, vooral door het inslapen te versnellen en bedtijd minder stressvol te maken. De effecten zijn klein maar betekenisvol — zeker als je al jaren kampt met slapeloze nachten.

Toch is meer onderzoek nodig. Veel studies waren klein, en de resultaten vaak gebaseerd op ouderbeoordelingen. Het lijkt erop dat persoonlijke begeleiding via video beter werkt dan een app alleen.

Voor gezinnen in Nederland en België betekent dat: er is reden tot hoop, maar geen reden om te stoppen met kritisch denken. Online slaaptraining kan helpen — als het goed is opgebouwd, ondersteund wordt door professionals en past bij het kind én het gezin.

Duan Z, Wang X, Zhang Z, Wang X, Zhang Y, Du X. Digital and telehealth behavioral sleep interventions for improving sleep outcomes in children and adolescents with autism spectrum disorder: a systematic review and meta-analysis. Sleep Med. 2025 Oct 17;136:106870. doi: 10.1016/j.sleep.2025.106870. Epub ahead of print. PMID: 41110404.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *