Bij jonge kinderen vormen vroege rekenvaardigheden de basis voor hun verdere ontwikkeling in wiskunde. Denk hierbij aan vaardigheden zoals tellen, schatten en “subitizing”. Subitizing betekent dat je in één oogopslag kleine hoeveelheden herkent, zoals weten dat er drie appels op tafel liggen zonder ze te tellen. Ook het vergelijken van groottes (“welke stapel is groter?”) en het inschatten van aantallen zijn belangrijke vaardigheden. Deze vaardigheden worden vaak al spelenderwijs geleerd, zoals bij bordspelletjes of tijdens het opruimen van speelgoed.
Wat maakt deze vaardigheden zo belangrijk? Onderzoekers hebben ontdekt dat kinderen die sterk zijn in deze vroege rekenvaardigheden, vaak beter presteren in complexere wiskundige domeinen zoals sommen maken of woordproblemen oplossen. Toch zijn er verschillen in hoe kinderen met autisme deze vaardigheden ontwikkelen en gebruiken, en dat maakt het onderwerp extra interessant.
Autisme en rekenen: Wat zegt de wetenschap?
Kinderen met autisme hebben vaak een unieke manier van leren en denken. Dit geldt ook voor rekenen. In een recente studie werd onderzocht hoe kinderen met autisme en kinderen zonder autisme presteren op verschillende rekenvaardigheden. Het onderzoek richtte zich op twee groepen kinderen tussen de zes en twaalf jaar oud, die vergelijkbare intelligentie hadden. De onderzoekers onderzochten onder meer subitizing, schatten en sommen maken.
De resultaten waren verrassend. Kinderen met autisme bleken bijvoorbeeld beter te zijn in subitizing, het snel herkennen van kleine aantallen, maar scoorden gemiddeld lager op het schatten van grotere aantallen. Ook bleken de manieren waarop ze rekenden anders te zijn: waar kinderen zonder autisme meer gebruikmaakten van symbolische cijfers (zoals ‘5’ en ‘10’), vertrouwden kinderen met autisme vaker op visuele strategieën, zoals het tellen van stippen.
Verrassende overeenkomsten en verschillen
Een van de meest opvallende bevindingen is dat kinderen met en zonder autisme vaak even goed presteren in klassieke rekenonderdelen zoals optellen en aftrekken. Het verschil zit vooral in de manier waarop ze tot hun antwoorden komen. Kinderen met autisme gebruiken vaker strategieën die minder afhankelijk zijn van taal, zoals het visualiseren van aantallen. Dit kan hen helpen om complexe sommen op te lossen zonder dat ze afgeleid raken door bijvoorbeeld tekst in rekenopgaven.
Toch stuiten kinderen met autisme soms op obstakels, vooral bij opgaven die een beroep doen op inschattingsvermogen of abstracte concepten. Denk hierbij aan vragen zoals: “Hoeveel appels zitten er ongeveer in een mand als er nog twee manderijen bij kunnen?” Deze taken vereisen vaak een combinatie van visuele en symbolische vaardigheden, en dat blijkt uitdagender.
Symbolisch en niet-symbolisch rekenen: Wat werkt beter?
Rekenen kan grofweg worden onderverdeeld in symbolisch en niet-symbolisch rekenen. Symbolisch rekenen gebruikt cijfers en tekens, zoals 5 + 3 = 8. Niet-symbolisch rekenen gaat meer over hoeveelheden, bijvoorbeeld stippen vergelijken of schatten hoeveel snoepjes in een pot zitten.
Uit de studie blijkt dat kinderen met autisme vaak sterker zijn in niet-symbolisch rekenen. Dit komt mogelijk doordat ze meer oog hebben voor details en beter zijn in visuele discriminatie. Waar een kind zonder autisme sneller geneigd is een cijfermatige oplossing te zoeken, kan een kind met autisme de voorkeur geven aan een aanpak waarbij ze “echt” zien wat er gebeurt.
Interessant is dat deze voorkeur voor niet-symbolisch rekenen vaak een kracht kan zijn. Docenten kunnen bijvoorbeeld gebruikmaken van visuele hulpmiddelen, zoals stippenkaarten of blokken, om sommen inzichtelijker te maken.
Wat kunnen leraren hiervan leren?
De resultaten van het onderzoek bieden waardevolle inzichten voor het onderwijs. Kinderen met autisme hebben baat bij lesmethoden die aansluiten op hun unieke denkstijl. Denk aan:
- Visuele ondersteuning: Gebruik hulpmiddelen zoals tekeningen, diagrammen en fysieke objecten om abstracte sommen concreet te maken.
- Rustige opbouw: Geef kinderen de tijd om strategieën te ontwikkelen die voor hen werken.
- Individuele aanpak: Niet elk kind met autisme heeft dezelfde voorkeuren. Sommige kinderen werken juist beter met symbolische rekenmethoden.
Een praktische tip voor docenten is om gebruik te maken van spelletjes waarbij niet-symbolische vaardigheden centraal staan, zoals memory met getallen of “Wie heeft de grootste stapel?”. Dit maakt rekenen niet alleen leerzaam, maar ook leuk.
Heeft jouw kind of leerling bijzondere manieren om te rekenen? Of heb je zelf tips voor andere ouders of leraren? Laat het weten in de reacties!
Bejarano-Martín Á, Casado-Vara R, Magán-Maganto M, et al. Early numerical skills and mathematical domains in autistic students in primary school. Front Psychiatry. 2024;15:1509137. Published 2024 Dec 16. doi:10.3389/fpsyt.2024.1509137