Richtingsgevoel is essentieel in het dagelijks leven. Of het nu gaat om het vinden van de weg in een nieuwe stad, of het onthouden van de locatie van verschillende winkels in een winkelcentrum, ons vermogen om ruimtes te begrijpen en te onthouden is van groot belang.
Dit vermogen is gebaseerd op wat psychologen ‘cognitieve kaarten’ noemen. In dit artikel verkennen we waarom sommige mensen moeiteloos deze mentale kaarten kunnen maken, terwijl anderen worstelen.
Wat zijn cognitieve kaarten?
Cognitieve kaarten zijn mentale representaties van onze omgeving die ons helpen navigeren. Ze stellen ons in staat om afstanden en richtingen tussen verschillende locaties te onthouden en flexibele routes te plannen. Deze kaarten kunnen op twee manieren werken: allocentrisch, waarbij de omgeving vanuit een vast referentiepunt wordt gezien, en egocentrisch, waarbij de omgeving wordt gezien vanuit het perspectief van de persoon zelf. Dit concept werd voor het eerst geïntroduceerd door Tolman in 1948 en is sindsdien onderwerp van veel onderzoek en discussie.
Onderzoek naar individuele verschillen in navigatie
Recent onderzoek door Steven M. Weisberg en Nora S. Newcombe heeft aangetoond dat er aanzienlijke individuele verschillen bestaan in het vermogen om cognitieve kaarten te maken. Hun studie verdeelde deelnemers in drie groepen: integratoren, non-integratoren en onnauwkeurige navigators. Integratoren kunnen zowel binnen een route als tussen verschillende routes nauwkeurig navigeren. Non-integratoren presteren goed binnen een enkele route maar hebben moeite met het verbinden van verschillende routes. Onnauwkeurige navigators hebben moeite met beide vormen van navigatie.
Autisme
Veel autistische mensen hebben moeite met navigatie en het vormen van cognitieve kaarten. Dit kan verschillende oorzaken hebben:
- Ruimtelijke cognitie: Veel autistische mensen ervaren verschillen in ruimtelijke cognitie, wat kan betekenen dat ze moeite hebben met het verwerken van ruimtelijke informatie. Dit kan zich uiten in problemen met het oriënteren in nieuwe omgevingen, het onthouden van routes, en het inschatten van afstanden en richtingen.
- Sensorische overbelasting: Autistische mensen hebben vaak een verhoogde gevoeligheid voor sensorische prikkels. Overweldigende omgevingen met veel visuele, auditieve of andere zintuiglijke prikkels kunnen het moeilijk maken om zich te concentreren op navigatietaken. Deze sensorische overbelasting kan de verwerking van ruimtelijke informatie verstoren.
- Werkgeheugen: Onderzoek suggereert dat werkgeheugen, een cognitieve functie die betrokken is bij het tijdelijk opslaan en manipuleren van informatie, een rol kan spelen bij navigatieproblemen. Autistische mensen hebben vaak een ander profiel van werkgeheugen, wat kan bijdragen aan uitdagingen bij het onthouden en integreren van route-informatie.
- Angst en stress zijn vaak voorkomende uitdagingen voor autistische mensen en kunnen een directe invloed hebben op hun vermogen om te navigeren. Angst kan het vermogen om logisch en rustig te denken verminderen, wat essentieel is voor effectieve navigatie.
- Verschillen in cognitieve stijl: Autistische mensen kunnen verschillen in cognitieve stijl hebben, zoals een voorkeur voor gedetailleerde informatie over holistische benaderingen. Dit kan betekenen dat ze moeite hebben met het vormen van een globale cognitieve kaart, omdat ze zich meer richten op afzonderlijke details dan op het geheel.
- Verminderde sociale oriëntatie: Sociale signalen en cues spelen vaak een rol bij navigatie, zoals het herkennen van gezichten of het volgen van menigten. Autistische mensen kunnen minder gevoelig zijn voor deze sociale signalen, wat hun vermogen om de weg te vinden kan beïnvloeden.
Route-integratie in de echte wereld en virtuele realiteit
Weisberg en Newcombe gebruikten een methode genaamd het route-integratieparadigma om deze verschillen te bestuderen. Deelnemers leerden twee aparte routes kennen en vervolgens een verbindingsroute tussen deze twee. In de echte wereld werden deze experimenten uitgevoerd door deelnemers rond te rijden in een gebied, zoals de heuvels boven Santa Barbara, Californië. In een virtuele omgeving, genaamd Virtual Silcton, reisden deelnemers langs routes in een virtuele stad en leerden ze de locaties van verschillende gebouwen kennen.

De resultaten toonden aan dat sommige mensen snel en efficiënt cognitieve kaarten kunnen maken, terwijl anderen hier veel moeite mee hebben. Deze verschillen waren niet alleen te zien in de echte wereld, maar ook in de virtuele omgeving. Een voorbeeldscenario kan het navigeren in een virtuele stad zijn, waar deelnemers gebouwen moeten vinden en hun locatie ten opzichte van elkaar moeten onthouden.
Groep | Binnen-route prestaties | Tussen-route prestaties |
---|---|---|
Integratoren | Hoog | Hoog |
Non-integratoren | Hoog | Laag |
Onnauwkeurige navigators | Laag | Laag |
Cognitieve en emotionele factoren
Het onderzoek suggereert dat verschillende cognitieve en emotionele factoren bijdragen aan deze verschillen in navigatievermogen. Integratoren hebben vaak een beter werkgeheugen, zowel verbaal als ruimtelijk, wat hen helpt om navigatiegegevens op te slaan en te verwerken. Daarnaast speelt persoonlijkheid een rol; integratoren scoren vaak hoger op nieuwsgierigheid, avontuurlijkheid en nauwgezetheid.
Emotionele factoren, zoals angst, kunnen ook van invloed zijn. Mensen met hoge ruimtelijke angst presteren vaak slechter in navigatietaken, mogelijk omdat angst hun werkgeheugen belast en hun zelfvertrouwen aantast. Een voorbeeld hiervan is iemand die zich angstig voelt in een drukke stad en daardoor moeite heeft om de weg te vinden.
Weisberg, S. M. & Newcombe, N. S. (2018). Cognitive maps: Some people make them, some people struggle. Current Directions in Psychological Science. Advance online publication. doi: 10.1177/0963721417744521.