AQ10

Hoe een kleine fout grote gevolgen heeft voor autismeonderzoek

In de wereld van autismeonderzoek en -diagnostiek speelt de 10-item Autism-Spectrum Quotient (AQ10) een belangrijke rol. Deze korte vragenlijst is ontwikkeld als een snel en eenvoudig hulpmiddel om autistische kenmerken in kaart te brengen.

Vooral huisartsen en onderzoekers gebruiken de AQ10 om te bepalen of iemand verder onderzoek naar autisme nodig heeft. Omdat het een compacte versie is van de uitgebreide 50-item Autism-Spectrum Quotient, wordt de AQ10 vaak ingezet in situaties waarin tijd en middelen beperkt zijn.

De AQ10 bestaat uit de volgende tien stellingen waarop mensen kunnen antwoorden met “helemaal mee eens”, “enigszins mee eens”, “enigszins mee oneens” of “helemaal mee oneens”:

  1. Ik merk vaak kleine geluiden op die anderen niet opmerken.
  2. Ik concentreer me liever op het geheel dan op de details.
  3. Ik vind het moeilijk om sociale situaties te volgen.
  4. Ik kan makkelijk gesprekken voeren met meerdere mensen tegelijk.
  5. Ik merk snel als iemand zich ongemakkelijk voelt.
  6. Ik hou van patronen en structuren.
  7. Ik vind het lastig om de gedachten of bedoelingen van anderen te begrijpen.
  8. Ik vind het moeilijk om te begrijpen waarom mensen zich op een bepaalde manier gedragen.
  9. Ik hou ervan om dingen steeds op dezelfde manier te doen.
  10. Ik vind het moeilijk om te multitasken.

Een screeninginstrument zoals de AQ10 is niet bedoeld als diagnosemiddel, maar als een eerste stap. Mensen met een hoge score kunnen worden doorverwezen voor een uitgebreidere beoordeling. De betrouwbaarheid van zo’n screeningsinstrument hangt echter sterk af van de juiste drempelwaarde: de score waarbij wordt bepaald of iemand mogelijk autisme heeft. Als die drempel verkeerd wordt ingesteld, kunnen onbedoeld te veel of juist te weinig mensen als ‘verdacht’ worden aangemerkt.

De uitgebreide 50-item Autism-Spectrum Quotient (AQ) kan worden gedownload vanaf de website van het Autism Research Centre. Deze vragenlijst wordt wereldwijd gebruikt in zowel klinische als onderzoekssettings.

Houd er rekening mee dat de AQ een screeningsinstrument is en geen formele diagnose kan stellen. Als je vermoedt dat je autistische kenmerken hebt, is het raadzaam om contact op te nemen met een professional voor een uitgebreide evaluatie.

Hoe een kleine fout zich verspreidde in de wetenschap

Bij de introductie van de AQ10 werd vastgesteld dat een score van 6 of hoger (≥6) de beste balans bood tussen gevoeligheid (het correct identificeren van mensen met autisme) en specificiteit (het voorkomen van onnodige doorverwijzingen). Toch adviseerde het Britse National Institute for Health and Care Excellence (NICE) jarenlang een hoger drempelpunt van 7 (≥7). Deze fout werd overgenomen door veel onderzoekers en clinici, waardoor het idee ontstond dat ≥7 de standaard was.

De fout werd pas na bijna tien jaar opgemerkt en gecorrigeerd. In de tussentijd had de verkeerde drempel zich diep in de wetenschappelijke literatuur genesteld. Uit een recente analyse blijkt dat meer dan 58% van de wetenschappelijke publicaties een verkeerd of ambigu drempelpunt gebruikte, wat invloed had op de uitkomsten van die studies.

De gevolgen van een te hoge drempelwaarde

Wat gebeurt er als een screeningsinstrument een verkeerde drempelwaarde gebruikt? Uit onderzoek blijkt dat bij een drempel van ≥7 maar liefst 36,8% van de mensen met hoge autistische kenmerken wordt gemist. Dit betekent dat zij ten onrechte in de categorie ‘lage autistische kenmerken’ vallen en mogelijk niet de juiste hulp krijgen.

Daarnaast zorgt een te hoge drempel ervoor dat wetenschappelijke studies een vertekend beeld geven van autisme. Door een deel van de doelgroep onbedoeld uit te sluiten, worden onderzoeksresultaten minder betrouwbaar. Dit kan leiden tot foutieve conclusies over hoe autistische kenmerken zich uiten in de bevolking en hoe autisme zich manifesteert in verschillende groepen mensen.

Waarom vrouwen en subtiele vormen van autisme mogelijk over het hoofd worden gezien

Een belangrijke groep die extra benadeeld wordt door een te hoge drempel, is vrouwen met autisme. Meerdere studies tonen aan dat vrouwen gemiddeld lagere AQ10-scores hebben dan mannen, ondanks dat ze mogelijk wel degelijk autistisch zijn. Dit komt onder andere doordat zij vaker sociale compensatiestrategieën gebruiken, waardoor hun autistische kenmerken minder opvallen.

Bij een drempel van ≥7 vallen relatief veel vrouwen buiten de ‘autismeverdachte’ groep, terwijl een drempel van ≥6 deze groep beter omvat. Hierdoor wordt een al bestaande diagnostische kloof tussen mannen en vrouwen verder vergroot. Dit probleem raakt niet alleen vrouwen, maar ook mensen met subtiele vormen van autisme, zoals hoogfunctionerende volwassenen die door hun omgeving niet direct als autistisch worden herkend.

Hoe kleine meetfouten ons denken over autisme beïnvloeden

Deze kwestie onderstreept een breder probleem in wetenschappelijk en klinisch onderzoek: kleine fouten in meetinstrumenten kunnen grote gevolgen hebben. Als screeningsinstrumenten niet zorgvuldig worden gebruikt, leidt dit tot misinterpretaties van data en verkeerde beslissingen in de praktijk.

Voor wetenschappers betekent dit dat zij transparanter moeten zijn in hoe ze drempelwaarden hanteren en waar mogelijk oude datasets moeten herzien. Voor clinici en beleidsmakers is het essentieel om regelmatig te controleren of richtlijnen nog accuraat zijn, zodat cliënten de juiste zorg krijgen.

Door kritisch te blijven op de manier waarop autisme wordt gemeten en gediagnosticeerd, kunnen we voorkomen dat groepen mensen onbedoeld buiten de boot vallen. En dat is uiteindelijk wat telt: een eerlijke en nauwkeurige benadering van autisme, voor iedereen.

Waldren, Lucy H., Livingston, Lucy A., Clutterbuck, Rachel A., Walton, Esther, Callan, Mitchell J., & Shah, Punit
Psychological Assessment, Feb 17, 2025, No Pagination Specified
https://doi.org/10.1037/pas0001339

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *