“Je moet gewoon even aanvoelen wat de ander bedoelt.” Klinkt simpel, toch? Voor veel mensen met autisme is dit juist allesbehalve vanzelfsprekend. Gezichtsuitdrukkingen lezen, emoties herkennen (zowel bij jezelf als bij anderen), of weten hoe je iets op een sociaal passende manier zegt — het zijn vaardigheden waar neurotypische mensen vaak niet eens bij stilstaan. Toch vallen ze allemaal onder één paraplu: emotionele intelligentie.
Maar wat is dat dan precies? Emotionele intelligentie draait om het herkennen, begrijpen, gebruiken en reguleren van emoties. Of, eenvoudiger gezegd: weten wat je voelt, waarom je dat voelt, wat een ander voelt en hoe je daar op een handige manier mee omgaat.
Bij autisme werkt dat vaak nét even anders. Sommige mensen met autisme voelen hun eigen emoties wel, maar vinden het moeilijk om ze te benoemen. Anderen pikken juist minder goed op wat er speelt bij anderen, of reageren op een manier die als ‘niet passend’ wordt gezien. Dat maakt sociale situaties soms ingewikkeld en vermoeiend.
Daarom is de vraag die onderzoekers zich steeds vaker stellen: kun je emotionele intelligentie trainen bij mensen met autisme? Kun je iemand helpen om beter om te gaan met emoties — op een manier die bij hen past? En zo ja: hoe dan?
In een groot overzichtsonderzoek, een zogeheten systematische review, zijn veertien programma’s onderzocht die precies dat proberen te doen. Van sociale vaardigheidstrainingen tot mindfulness en zelfs virtual reality. In dit artikel duiken we in de bevindingen. Spoiler: er is goed nieuws — maar ook nog veel werk aan de winkel.
Hoe vaak komt het voor?
Hoe groot is het probleem eigenlijk? Wordt emotionele intelligentie vaak over het hoofd gezien bij mensen met autisme of is het een relatief klein onderdeel? Volgens het overzichtsonderzoek dat we hier bespreken, komt verminderde emotionele intelligentie behoorlijk vaak voor bij mensen met een autismespectrumstoornis. En dan hebben we het niet alleen over kinderen of jongeren — ook bij volwassenen blijft het spelen.
Het gaat dan om dingen als:
- moeite hebben met het herkennen van je eigen gevoelens,
- niet goed weten hoe je je emoties kunt uiten,
- of het lastig vinden om te begrijpen wat anderen voelen en bedoelen.
Dat klinkt misschien als iets abstracts, maar in het dagelijks leven kan het behoorlijk veel impact hebben. Denk aan situaties waarin je op je werk niet begrijpt waarom een collega ineens geïrriteerd is. Of dat je bij sociale contacten het gevoel hebt dat je steeds nét verkeerd overkomt. Voor sommige mensen met autisme kan dat leiden tot misverstanden, conflicten of zelfs sociaal isolement.
In het reviewartikel waarop deze blogpost is gebaseerd worden veertien verschillende studies besproken, allemaal gericht op interventies die iets aan dit probleem proberen te doen. De deelnemers in die studies waren meestal kinderen of adolescenten, maar soms ook jongvolwassenen. Wat daarbij opvalt: veel van die interventies richten zich vooral op het verbeteren van sociale vaardigheden, terwijl emotionele vaardigheden eigenlijk aan de basis liggen. Je kunt tenslotte pas goed reageren op de emoties van anderen als je eerst snapt wat je zelf voelt.
Daarom pleiten de auteurs van het overzicht ervoor om veel gerichter te kijken naar emotionele intelligentie als op zichzelf staande vaardigheid — iets wat je kunt trainen, verbeteren en ondersteunen. Niet als ‘reparatie van een tekort’, maar als manier om je beter staande te houden in een wereld die vaak complex en sociaal onduidelijk is.
Waarom is emotionele intelligentie belangrijk voor mensen met autisme?
Je zou kunnen denken: ach, als je goed kunt programmeren, tekenen of gedetailleerd kunt denken, wat maakt het dan uit dat je emoties wat lastiger vindt? Toch blijkt uit onderzoek dat emotionele intelligentie een belangrijke rol speelt in hoe gelukkig, verbonden en begrepen mensen zich voelen — óók mensen met autisme.
Mensen met een hoge emotionele intelligentie kunnen meestal beter omgaan met stress, conflicten en sociale onzekerheid. Ze begrijpen sneller wat er in een gesprek gebeurt, kunnen hun emoties reguleren (dus bijvoorbeeld niet meteen ontploffen of zich compleet afsluiten) en herstellen makkelijker van sociale teleurstellingen.
Voor mensen met autisme ligt daar vaak een uitdaging. En dat kan gevolgen hebben:
- Op school of werk kunnen misverstanden ontstaan, simpelweg omdat emoties anders gelezen of geuit worden.
- In relaties (romantisch of vriendschappelijk) kunnen botsingen ontstaan, vooral als de communicatie niet goed loopt.
- Voor het zelfbeeld kan het lastig zijn als je steeds hoort dat je ‘gevoelloos’ overkomt, terwijl je juist intens voelt maar moeite hebt om het te tonen.
Maar hier komt het goede nieuws: emotionele intelligentie is niet iets waar je wel of niet mee geboren wordt. Het is deels aangeboren, maar voor een deel ook te ontwikkelen. Met de juiste begeleiding, op een manier die aansluit bij hoe iemand denkt en voelt, kun je vaardigheden aanleren die het leven echt makkelijker maken.
Belangrijk daarbij is wel dat we niet streven naar ‘normaliseren’, alsof mensen met autisme pas ‘goed’ zijn als ze net zo reageren als neurotypische mensen. Het gaat erom dat iemand zélf meer grip krijgt op z’n emoties en beter kan navigeren in sociale situaties, als die wens er is. Vanuit eigen kracht — niet vanuit aanpassing aan een onzichtbare standaard.
Wat zegt de wetenschap: Is emotionele intelligentie te trainen?
De grote vraag is natuurlijk: werkt het? Kun je mensen met autisme echt helpen om hun emotionele intelligentie te vergroten met een training of therapie? Volgens de systematische review zijn er zeker aanwijzingen dat dit mogelijk is — maar het hangt sterk af van wat je doet, hoe je het doet, en voor wie.
De onderzoekers namen veertien verschillende interventies onder de loep. Sommige waren klassiek, andere vernieuwend. Hier een paar opvallende voorbeelden:
Sociale vaardigheidstrainingen met emotionele componenten
Denk aan programma’s zoals PEERS (Program for the Education and Enrichment of Relational Skills). Dat is een training waarin jongeren met autisme leren hoe je vriendschappen opbouwt en onderhoudt, maar ook hoe je emoties herkent in sociale interacties. Onder begeleiding van een therapeut, én vaak met hulp van ouders. Studies lieten zien dat deelnemers na afloop beter scoorden op emotioneel inzicht en zelfvertrouwen — al blijft de vraag hoe blijvend dat effect is.
Mindfulness en zelfcompassie
Meerdere interventies gebruikten mindfulness om mensen met autisme te helpen hun emoties beter te voelen en te reguleren. Ook zelfcompassie kwam voorbij — leren vriendelijk te zijn voor jezelf als je iets moeilijks meemaakt. Vooral bij jongeren leek dit goed aan te slaan: ze voelden zich rustiger, konden beter met spanning omgaan en herkenden sneller hun eigen gevoelens.
Creatieve en lichaamsgerichte methodes
Eén studie gebruikte dramatherapie waarbij deelnemers emoties leerden uitdrukken via toneel. Een andere studie werkte met lichaamsgerichte oefeningen om meer bewust te worden van wat je voelt. Hier waren de resultaten wisselend, maar sommige deelnemers gaven aan dat dit juist hielp om zonder woorden emoties te begrijpen.
Technologie als hulpmiddel
Ook technologische oplossingen werden onderzocht, zoals een VR-omgeving waarin mensen konden oefenen met sociale scenario’s, of apps die helpen om emoties te herkennen via gezichtsuitdrukkingen. Veelbelovend, maar de meeste studies waren kleinschalig en nog in de experimentele fase.
Dus… werkt het?
Het korte antwoord: soms wel, soms niet. Er zijn zeker positieve effecten gemeten, vooral bij jongeren met gemiddeld tot hoog cognitief niveau. Maar de verschillen tussen mensen zijn groot, en lang niet elke interventie past bij iedereen. Bovendien misten veel studies follow-up data: we weten dus vaak niet of het effect ook op lange termijn blijft bestaan.
De conclusie van de onderzoekers is dan ook voorzichtig optimistisch: ja, emotionele intelligentie bij autisme is trainbaar, maar we hebben nog betere én meer gepersonaliseerde interventies nodig.
Welke aanpak past het best bij wie?
Als het om emotionele intelligentie gaat, is er één ding duidelijk: er bestaat geen standaardrecept dat voor iedereen met autisme werkt. Wat voor de één een gamechanger is, werkt voor een ander totaal niet — en dat heeft alles te maken met wie je bent, waar je staat in het leven, en wat je nodig hebt.
Leeftijd en ontwikkelingsniveau
Veel van de onderzochte interventies zijn gericht op kinderen en jongeren. Logisch, want jong geleerd is oud gedaan. Maar wat als je pas op je 30e of 50e een diagnose krijgt? Dan heb je misschien juist behoefte aan een andere aanpak, eentje die aansluit bij je levenservaring en dagelijkse realiteit als volwassene. Helaas zijn daar nog maar weinig goed onderzochte programma’s voor.

Ook het cognitieve niveau speelt mee. Mensen met een gemiddeld tot hoog IQ lijken het meeste baat te hebben bij de huidige trainingen, vooral als die veel praten, reflecteren en analyseren vereisen. Maar dat betekent niet dat anderen niets kunnen leren — het betekent wel dat we andere vormen van begeleiding moeten ontwikkelen. Denk aan meer visuele, praktische of ervaringsgerichte werkvormen.
Verschillen tussen mannen, vrouwen en non-binaire personen
De meeste studies richten zich (onbewust) op jongens of mannen met autisme. Maar de ervaring van emoties en het omgaan met gevoelens is vaak anders bij meisjes, vrouwen en genderdiverse personen. Zo rapporteren vrouwen met autisme vaker dat ze emoties intern sterk voelen, maar ze moeilijk kunnen uiten of reguleren. Toch is daar nog weinig onderzoek naar gedaan.
Een ‘one-size-fits-all’-benadering houdt dus geen rekening met deze diversiteit. En dat is jammer, want het risico is dat sommige mensen buiten de boot vallen — of het gevoel krijgen dat ze het ‘verkeerd’ doen, terwijl de training gewoon niet bij hen past.
Motivatie en context
Tot slot is ook de motivatie van de deelnemer zelf belangrijk. Niet iedereen wíl werken aan emotionele intelligentie — soms omdat het vermoeiend is, soms omdat eerdere hulp teleurstelde. En dan is het van groot belang dat de omgeving (ouders, begeleiders, partners) niet dwingt, maar ondersteunt.
Het draait uiteindelijk om persoonlijke afstemming: wat wil jij leren, op welke manier, en in welk tempo? De interventie moet passen bij de persoon — niet andersom.
Hoe zit het met online trainingen en serious games?
We leven in een digitale wereld, dus het is niet gek dat ook de hulpverlening steeds vaker digitaal gaat. En dat geldt ook voor interventies rond emotionele intelligentie. Maar werkt dat een beetje?
In de systematische review kwamen verschillende technologische toepassingen voorbij. Denk aan:
- Apps die helpen om emoties te herkennen in gezichten of situaties.
- Online modules waarin je leert reflecteren op je eigen gevoelens.
- Serious games: spellen die ontworpen zijn om sociale of emotionele vaardigheden te trainen, op een speelse manier.
- En zelfs VR-brillen waarmee je in een veilige omgeving kunt oefenen met lastige sociale interacties.
Het voordeel van zulke digitale middelen is duidelijk: je kunt ze op je eigen tempo doen, in je eigen omgeving, en vaak zonder dat er iemand in je gezicht zit te staren. Voor veel mensen met autisme, vooral jongeren, is dat een verademing.
Een VR-training kan bijvoorbeeld nabootsen hoe het is om in een drukke klas een gesprek aan te gaan, of om feedback te krijgen op non-verbaal gedrag zoals oogcontact en gezichtsuitdrukking. En in een app kun je oefenen met emoties herkennen zonder dat je je bekeken voelt.
Toch zijn er ook kanttekeningen:
- De meeste van deze tools zijn nog in ontwikkeling of worden maar in heel kleine studies getest.
- We weten nog weinig over het lange termijn effect: blijft de vooruitgang hangen of ebt die weg zodra je het programma afsluit?
- En niet iedereen houdt van schermen of technologie. Voor sommige mensen werkt het juist vervreemdend of vermoeiend.
Toch zijn de onderzoekers voorzichtig positief. Technologie is geen vervanging van menselijk contact, maar het kan wel een waardevolle aanvulling zijn. Zeker als het aansluit bij de leefwereld van jongeren of volwassenen die liever niet face-to-face praten over hun gevoelens.
En laten we eerlijk zijn: als een game je kan helpen beter met je emoties om te gaan, is dat misschien wel de coolste vorm van therapie die er is.
Emoties zijn niet alleen individueel: de rol van omgeving
Emotionele intelligentie klinkt misschien als iets dat je in je eentje moet opbouwen, een soort persoonlijke upgrade. Maar zo simpel is het niet. Want emoties ontstaan, groeien en botsen meestal in contact met anderen. En dus speelt de omgeving een enorme rol — zeker bij mensen met autisme.
In meerdere studies uit de review bleek dat de betrokkenheid van ouders, begeleiders of leerkrachten een groot verschil maakt. Niet alleen omdat zij kunnen helpen bij het oefenen met emoties, maar vooral omdat zij mee kunnen bouwen aan een veilige en voorspelbare context.
Neem bijvoorbeeld een training waarin jongeren leren hun emoties te herkennen. Als ouders thuis dezelfde woorden gebruiken (“Zou het kunnen dat je je gefrustreerd voelt omdat…”), en rustig blijven wanneer het spannend wordt, beklijft het geleerde veel beter. Hetzelfde geldt voor leerkrachten die begrijpen dat “boos gedrag” vaak iets heel anders betekent — bijvoorbeeld overprikkeling of onmacht.
Het gaat dus niet alleen om de vaardigheden van de persoon met autisme, maar ook om de vaardigheden van de mensen om hen heen. Herkenning, rust, en minder oordeel kunnen wonderen doen.
Soms betekent dat ook dat je als ouder of begeleider zelf wat moet bijleren. Dat is geen falen, dat is groeien met z’n allen. Sommige interventies uit het reviewartikel sloten daar goed op aan. Ze betrekken expliciet het gezin, of trainen ook de mentor of jobcoach. Daarmee maak je de kans op blijvende verandering veel groter.
Ook belangrijk: de omgeving moet ruimte laten voor anders-zijn. Niet alleen trainen om emoties ‘beter te uiten’, maar ook accepteren dat iemand dat op een unieke manier doet. Sommige mensen huilen van binnen. Anderen glimlachen niet, maar zijn wél blij. Emotionele intelligentie is geen toneelstuk — het is een gereedschapskist die alleen werkt als hij past bij wie je bent.
Is het eigenlijk wel nodig om dit te trainen?
Bij alles wat je kunt leren of verbeteren, is het goed om jezelf af te vragen: moet dit eigenlijk wel? Dat geldt zeker voor iets als emotionele intelligentie bij autisme. Want hoewel het fijn kan zijn om beter om te gaan met je eigen en andermans emoties, zit er ook een risico aan: het idee dat je moet ‘verbeteren’ om beter te passen in de samenleving.
En daar wringt het soms.
Veel interventies zijn erop gericht om mensen met autisme sociaal ‘handiger’ te maken. Meer oogcontact, beter emoties benoemen, op de ‘juiste’ toon reageren. Maar wat als die norm eigenlijk vooral gebaseerd is op neurotypisch gedrag? Wie bepaalt wat gepast is — en voor wie?
Er is een groeiende groep mensen binnen de autismegemeenschap die zegt: we willen best leren, maar niet om iemand anders te worden. We willen beter omgaan met emoties omdat dat ons leven prettiger maakt — niet omdat anderen zich ongemakkelijk voelen bij onze manier van zijn.
Dat is een belangrijke nuance. Training van emotionele intelligentie is niet verkeerd, zolang het maar gebeurt op basis van vrijwilligheid en eigen motivatie. Het moet niet gaan om aanpassing aan een norm, maar om het ontwikkelen van vaardigheden die iemand zelf nuttig vindt.
En soms ligt de sleutel niet bij de persoon met autisme, maar bij de omgeving. Misschien moet die collega leren dat iemand niet onverschillig is als hij niet teruglacht. Misschien moet die docent snappen dat “ik weet het niet” soms een paniekreactie is, geen onwil.
Kortom: ja, het kán zinvol zijn om emotionele intelligentie te trainen. Maar alleen als we tegelijk werken aan een samenleving die meebeweegt in plaats van alleen bijstuurt.
Kort samengevat
- Emotionele intelligentie gaat over het herkennen, begrijpen en reguleren van emoties — bij jezelf én bij anderen.
- Mensen met autisme hebben daar soms meer moeite mee, maar dat betekent niet dat ze geen emoties hebben of ongevoelig zijn.
- Trainingen en interventies kunnen helpen, vooral als ze goed zijn afgestemd op de persoon. Er is geen one-size-fits-all.
- Ook de omgeving speelt een grote rol: veiligheid, erkenning en meebewegen maken een groot verschil.
- Technologie (zoals apps en VR) biedt kansen, maar is nog volop in ontwikkeling.
- Het trainen van emotionele intelligentie moet nooit een verplichting zijn — het is een keuze die alleen waardevol is als iemand daar zelf baat bij heeft.
- Een meer inclusieve samenleving begint niet met ‘aanpassen’, maar met wederzijds begrip.
García-García L, Martí-Vilar M, Hidalgo-Fuentes S, Cabedo-Peris J. Enhancing Emotional Intelligence in Autism Spectrum Disorder Through Intervention: A Systematic Review. Eur J Investig Health Psychol Educ. 2025;15(3):33. Published 2025 Mar 10. doi:10.3390/ejihpe15030033