Neuroqueer: Als je brein én identiteit buiten de lijntjes kleuren

Wat hebben een autistische programmeur, een ADHD’er met een genderfluïde identiteit en een non-binaire student met dyslexie met elkaar gemeen? Misschien meer dan je denkt. Uit recent onderzoek blijkt dat tussen de 30% en 70% van de neurodivergente mensen zich óók identificeert als onderdeel van de LGBTQIA+-gemeenschap. Vooral bij autisme is die overlap opvallend groot.

Dat is geen toeval. Neurodivergentie en queer-zijn hebben iets essentieels gemeen: ze wijken allebei af van wat als ‘normaal’ wordt gezien in onze maatschappij. En dat blijkt nogal wat los te maken – bij wetenschappers, hulpverleners én bij mensen zelf.

De cijfers? Ongeveer 15% van de bevolking is neurodivergent, en minstens 7 tot 8% identificeert zich als LGBTQIA+. Maar in werkelijkheid liggen deze percentages waarschijnlijk hoger, omdat lang niet iedereen zich veilig voelt om open te zijn. En naarmate de bewustwording toeneemt, komen er steeds meer mensen naar voren – zeker onder groepen die lang zijn ondervertegenwoordigd, zoals vrouwen, mensen van kleur en ouderen.

Minder last van de norm

Eén verklaring voor de grote overlap is verrassend simpel: veel neurodivergente mensen blijken minder beïnvloedbaar door sociale verwachtingen. Wie van jongs af aan merkt dat hij of zij ‘anders’ is – denkt, voelt of leert op een eigen manier – ontwikkelt vaak ook een onafhankelijke kijk op hoe het hoort. Die eigenzinnigheid kan zich ook uitstrekken tot identiteit, seksualiteit en gender.

Voorbeeld: een autistische puber die zich toch al niet thuis voelt in de hokjeslogica van de samenleving, zal misschien ook eerder vragen durven stellen bij traditionele man/vrouw-rollen of bij heteronormatieve ideeën over liefde en relaties. En iemand met ADHD die altijd commentaar krijgt op zijn gedrag, leert misschien vroeg dat aanpassen geen garantie is voor acceptatie – en kiest dan liever voor authenticiteit.

Het is dus niet dat neurodivergente mensen vaker queer zijn omdat ze neurodivergent zijn, maar eerder dat ze ruimte voelen (of nemen) om zichzelf te ontdekken buiten de standaardroutes. Die vrijheid is niet altijd makkelijk, maar wél betekenisvol.

Wat is queer eigenlijk (nog)?

Het woord ‘queer’ betekent oorspronkelijk ‘raar’ of ‘vreemd’. Maar sinds de jaren negentig is het in opmars als verzamelnaam voor iedereen die zich niet thuis voelt bij cisgender en heteroseksuele normen. Dat kunnen homo’s, lesbiennes, transpersonen, aseksuelen of non-binaire mensen zijn – maar ook mensen die zich niet in een vaste term willen laten vangen.

Sommigen vinden ‘queer’ juist krachtig omdat het ruimte laat voor nuance en verandering. Anderen vinden het te vaag of zelfs problematisch, bijvoorbeeld omdat het de specifieke ervaringen van bepaalde groepen (zoals trans personen) onder één vage noemer plaatst. Toch wint het begrip aan populariteit, zeker in jongere generaties.

Net als bij neurodivergentie gaat het bij ‘queer’ niet per se om een medische diagnose of een vastomlijnd hokje, maar om een manier van zijn die afwijkt van de norm – en daar geen probleem van maakt.

Wat betekent het als je je ‘neuroqueer’ voelt?

De term neuroqueer werd bedacht door Dr. Nick Walker en Athena Lynn Michaels-Dillon. In eerste instantie niet als identiteit, maar als werkwoord: ‘to neuroqueer’ betekende het actief ondermijnen van wat ‘normaal’ wordt gevonden – zowel op neurologisch als op seksueel/gendergebied.

In de praktijk betekent neuroqueer zijn: je eigen hersenen en identiteit omarmen op een manier die tegelijk afwijkt van wat als standaard wordt gezien én daar trots op zijn. Het gaat om het verbinden van je neurodivergentie met je gender, je seksualiteit, je cultuur, je manier van leven – en daar iets moois van maken, ook al snapt de buitenwereld het niet altijd.

Een paar voorbeelden van neuroqueering in actie:

  • Een non-binaire autist die kleding draagt die hen geruststelt qua textuur én hun genderidentiteit uitdrukt.
  • Een ADHD’er die zijn eigen rituelen ontwikkelt rond relaties, vriendschappen en tijdsindeling – zonder zich iets aan te trekken van ‘hoe het hoort’.
  • Een queer student met Tourette die via poëzie zijn tics verwerkt tot performancekunst.

Dr. Nick Walker en het neuroqueer denken

Nick Walker is een van de belangrijkste stemmen binnen de neurodiversiteitsbeweging. Zijn werk draait om het idee dat er niet zoiets is als ‘normale hersenen’, en dat het streven naar ‘herstel’ of ‘aanpassing’ vaak meer kwaad dan goed doet. In plaats daarvan pleit hij voor radicaal zelfbegrip, trots en gemeenschapsvorming – precies waar queer theory ook voor staat.

De overlap tussen queer theory en neurodiversiteit is voor hem geen toeval, maar een logisch gevolg van het feit dat beide stromingen het idee van ‘normaal’ ter discussie stellen. Of, in zijn woorden: “Neuroqueering is het proces waarin je jezelf bevrijdt van de culturele programmering die je vertelt hoe je zou moeten denken, voelen, bewegen, liefhebben en bestaan.”

Het gaat dus niet alleen om identiteit, maar ook om verzet. Om ruimte maken voor wie je bent – zelfs (of juist) als dat ongemakkelijk is.

Tussen therapie en trots

Voor veel mensen met een dubbele identiteit – zowel neurodivergent als queer – is het vinden van taal en herkenning enorm belangrijk. Niet alleen voor zelfacceptatie, maar ook om anderen te vinden die hetzelfde ervaren. Dat kan een wereld van verschil maken.

Neem iemand die zich jarenlang ‘raar’ voelde en pas op haar dertigste ontdekt dat ze autistisch is én panseksueel. Plots vallen puzzelstukjes op hun plek. Of een transgender jongere met ADHD die in een neurodivergente queer-gemeenschap eindelijk mensen vindt die hem wel begrijpen. Niet ondanks zijn ‘anders-zijn’, maar dankzij.

Zorgverleners kunnen daar veel van leren. Wie alleen kijkt naar symptomen, mist de context. En wie neurodivergentie en queer-zijn als probleem ziet, loopt het risico om iemand’s identiteit te behandelen in plaats van diens pijn.

Schiet het z’n doel voorbij?

Toch is niet iedereen enthousiast over termen als ‘neuroqueer’. Sommige mensen vinden het te vaag, te activistisch of zelfs verwarrend. Anderen vrezen dat het medische of psychische problemen te veel wegwuift als ‘slechts’ een identiteitskwestie.

Ook binnen de LGBTQIA+-gemeenschap is niet iedereen blij met de ‘alles-in-één’-benadering van queer theory. Er klinkt kritiek dat de unieke ervaringen van bijvoorbeeld transpersonen, lesbiennes of intersekse mensen ondergesneeuwd raken onder een modewoord.

Dat soort kritiek verdient aandacht. Niet om het idee van neuroqueering onderuit te halen, maar om het scherp te houden. Want hokjes kunnen beperkend zijn, maar géén houvast hebben is ook niet altijd bevrijdend.

En Nederland dan? Hoe veilig is het hier om jezelf te zijn?

Nederland en België staan internationaal bekend als relatief tolerant. Maar die reputatie is niet voor iedereen voelbaar. Vooral jongeren met een biculturele achtergrond, transpersonen of mensen met een beperking ervaren nog regelmatig afwijzing, uitsluiting of onbegrip.

Voor neurodivergente queer mensen kan dat dubbel tellen. Kom je ‘te veel’ over, dan ben je moeilijk. Ben je te stil, dan ‘snap je het niet’. En hoewel er steeds meer inclusief taalgebruik en aandacht is voor diversiteit, blijft de praktijk achter. Denk aan GGZ-professionals die weinig kennis hebben van non-binaire identiteiten, of scholen die geen rekening houden met sensorische overprikkeling in de klas.

Toch groeit het bewustzijn. Er zijn steeds meer online gemeenschappen, lotgenotengroepen en initiatieven die ruimte maken voor verhalen die anders buiten beeld zouden blijven. En dat is precies waar het om draait: zichtbaar durven zijn, zodat anderen zich ook durven laten zien.

Samenvatting

  • Er is een opvallend grote overlap tussen neurodivergente en LGBTQIA+-personen.
  • Neurodivergente mensen voelen zich vaak vrijer om traditionele normen los te laten.
  • De term neuroqueer combineert ideeën uit de neurodiversiteitsbeweging en queer theory.
  • Voor veel mensen betekent neuroqueering: jezelf zijn, ondanks én dankzij je ‘anders-zijn’.
  • Kritiek is er ook: brede termen kunnen duidelijkheid én nuance verliezen.
  • In Nederland en België is er groeiende ruimte, maar ook nog werk aan de winkel.

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *