Motorische vaardigheden bij autisme

Voor veel kinderen met autisme is het beheersen van fijne motoriek een uitdaging. Dit kan zich uiten in moeilijkheden met schrijven, knippen, knopen dichtmaken of het bespelen van een muziekinstrument. Deze problemen zijn niet slechts een kwestie van ‘onhandigheid’; ze kunnen een grote impact hebben op het dagelijks leven. Denk aan schoolwerk dat moeizamer verloopt door een trage schrijfsnelheid of sociale situaties waarin een kind moeite heeft met balspelen en andere groepsactiviteiten.

Onderzoek toont aan dat motorische problemen bij autisme al op jonge leeftijd zichtbaar kunnen zijn, soms zelfs voor de eerste gedragskenmerken van autisme opgemerkt worden. Dit maakt motorische vaardigheden een interessant terrein voor vroege signalering en ondersteuning. Maar waarom ontwikkelen deze vaardigheden zich anders bij kinderen met autisme? En waarom lijken jongens en meisjes met autisme hierin te verschillen?

Het brein en beweging: De rol van het striatum

Bewegingen worden grotendeels aangestuurd door een complex samenspel van hersengebieden. Een van de belangrijkste spelers in dit proces is het striatum, een diepgelegen hersengebied dat betrokken is bij motorische coördinatie, leren en gedrag. Het striatum helpt ons om bewegingen soepel en doelgericht uit te voeren, bijvoorbeeld bij het pakken van een potlood of het vangen van een bal.

Bij mensen met autisme werkt het striatum mogelijk anders dan bij neurotypische mensen. Dit kan verklaren waarom sommige bewegingen minder vloeiend verlopen en waarom het aanleren van nieuwe motorische vaardigheden langer kan duren. Recent onderzoek suggereert bovendien dat de manier waarop het striatum zich ontwikkelt bij autisme verschillend is voor jongens en meisjes.

Jongens versus meisjes

Jongens en meisjes ontwikkelen zich op motorisch vlak vaak anders, ook buiten de context van autisme. Over het algemeen hebben meisjes op jonge leeftijd een fijnere motoriek, terwijl jongens sterker zijn in grove motorische vaardigheden. Hormonen en genetica spelen hierbij een rol, net als sociale verwachtingen en opvoeding. Meisjes krijgen bijvoorbeeld vaker speelgoed dat hun fijne motoriek stimuleert, zoals knutselspullen en poppenaccessoires, terwijl jongens eerder aangemoedigd worden om te klimmen, rennen en gooien.

Bij autisme lijken deze verschillen nog sterker naar voren te komen. Meisjes met autisme hebben in verhouding tot jongens vaker een atypische ontwikkeling van het striatum, wat invloed kan hebben op hun motorische vaardigheden. Dit kan verklaren waarom meisjes met autisme soms andere bewegingspatronen vertonen dan jongens met autisme.

Wat zegt de wetenschap? Een nieuw onderzoek onder de loep

Een recent onderzoek keek naar de motorische ontwikkeling van jonge kinderen met autisme en hoe dit samenhangt met de structuur van het striatum. Hieruit bleek dat jongens en meisjes met autisme op verschillende manieren gebruikmaken van hun striatum bij het ontwikkelen van fijne motorische vaardigheden.

Bij jongens werd een groter volume van het putamen (een deel van het striatum) geassocieerd met betere motorische vaardigheden. Voor meisjes gold juist het tegenovergestelde: een groter putamenvolume hing samen met slechtere motorische prestaties. Dit wijst erop dat de motorische uitdagingen bij meisjes met autisme mogelijk een andere oorzaak hebben dan bij jongens en dat hun hersenen beweging anders verwerken.

Bovendien bleek dat de witte stofbanen – de verbindingswegen in de hersenen – bij meisjes met autisme een rol spelen in de snelheid waarmee ze motorische vaardigheden ontwikkelen. Dit zou kunnen betekenen dat motorische therapieën voor meisjes met autisme andere accenten zouden moeten leggen dan die voor jongens.

Wat betekent dit voor de praktijk?

De bevindingen uit dit onderzoek onderstrepen het belang van een genderspecifieke benadering bij het ondersteunen van motorische ontwikkeling bij kinderen met autisme. Meisjes met autisme lopen het risico om over het hoofd te worden gezien, omdat hun motorische problemen anders tot uiting komen dan bij jongens. Dit vraagt om meer bewustwording bij therapeuten, ouders en leerkrachten.

Wat kun je als ouder of professional doen?

  • Stimuleer motorische ontwikkeling vroegtijdig: Voor zowel jongens als meisjes met autisme kan het nuttig zijn om op jonge leeftijd spelenderwijs fijne motoriek te trainen, bijvoorbeeld door tekenen, kleien of bouwen met kleine blokjes.
  • Houd rekening met individuele verschillen: Niet elk kind met autisme heeft dezelfde motorische uitdagingen. Sommige kinderen hebben baat bij gestructureerde oefening, terwijl anderen juist meer profiteren van speelse benaderingen.
  • Pas therapieën aan op het individu: Meisjes met autisme kunnen andere ondersteuningsbehoeften hebben dan jongens. Het is belangrijk dat therapeuten hier rekening mee houden bij het ontwikkelen van interventies.

Door meer inzicht te krijgen in hoe jongens en meisjes met autisme bewegen en leren, kunnen we hen beter ondersteunen in hun ontwikkeling. Dit onderzoek draagt bij aan een dieper begrip van de neurobiologie van autisme en opent de deur naar effectievere, op maat gemaakte behandelmethodes.

Sex Differences in the Striatal Contributions to Longitudinal Fine Motor Development in Autistic Children. Surgent, Olivia et al. Biological Psychiatry

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *