Wat een kind overdag doet – en juist níet doet – heeft invloed op de ontwikkeling van het brein. Bewegen, slapen en stilzitten worden daarbij vaak apart onderzocht, maar in werkelijkheid zijn ze onlosmakelijk met elkaar verbonden. Als je langer beweegt, slaap je beter. Als je veel stilzit, slaap je vaak slechter. En te weinig slaap maakt het moeilijker om actief te zijn. Dit samenspel noemen onderzoekers tegenwoordig 24-hour movement behavior.
Het gaat dus niet alleen om ‘meer bewegen is beter’, maar om de balans over een hele dag: voldoende fysieke activiteit, weinig stilzitten (bijvoorbeeld schermtijd), en genoeg en kwalitatief goede slaap. Deze balans blijkt belangrijker dan gedacht – zeker voor kinderen die extra gevoelig zijn voor prikkels of sociale stress.
Bij deze 24-uursbenadering hoort ook de gedachte dat gedrag elkaar beïnvloedt. Een kind dat slecht slaapt, kan bijvoorbeeld overdag minder goed meedoen in de klas, trekt zich sneller terug, en raakt daardoor sociaal geïsoleerd. Dat leidt weer tot frustratie en emotionele onbalans, met alle gevolgen van dien.
Waarom juist neurodivergente kinderen erbij winnen
Kinderen met autisme, ADHD, dyslexie of andere vormen van neurodiversiteit ervaren vaker moeilijkheden op sociaal gebied. Ze maken moeilijker contact, voelen zich sneller buitengesloten of verkeerd begrepen, en hebben vaker last van spanningen in groepssituaties. Zulke sociale uitdagingen hangen vaak samen met over- of onderprikkeling, moeite met emotieregulatie of anders denken en voelen dan de meeste leeftijdsgenoten.
Wat blijkt? Meer fysieke activiteit, voldoende slaap en minder schermtijd kunnen deze kinderen helpen om beter met anderen om te gaan. Denk aan minder conflicten, meer contact met klasgenoten en beter luisteren of meedoen in groepsactiviteiten. Ook emotieregulatie verbetert: kinderen reageren rustiger op teleurstelling en zijn flexibeler in lastige situaties.
Voor kinderen met autisme lijken groepsactiviteiten waarin herhaling, structuur én plezier zitten, zoals zwemmen, basketbal of yoga, bijzonder goed te werken. Kinderen met ADHD reageren opvallend positief op slaap – bij hen blijkt rust vaak de ontbrekende schakel.
Het mooie: de effecten gelden voor kinderen tussen 2 en 18 jaar, en zijn het sterkst bij kinderen tussen 7 en 11. Dit is precies de leeftijd waarin sociale vaardigheden volop worden ontwikkeld.
Niet alleen sport: Ook slaap en schermtijd tellen mee
De meeste studies in het overzicht keken naar sport- of beweeg. Dat is logisch: het is meetbaar, relatief makkelijk te organiseren en sluit aan bij schoolprogramma’s. Maar er is méér.
Slaap, bijvoorbeeld. Slecht slapen blijkt bij zowel autisme als ADHD sterk samen te hangen met sociale problemen, zoals teruggetrokken gedrag of moeite met samenwerking. En dan hebben we het niet alleen over nachtmerries of lang wakker liggen, maar ook over subtielere problemen zoals te laat naar bed, te weinig diepe slaap of te vroeg wakker worden.
Schermtijd – een vorm van sedentair gedrag – komt er minder goed vanaf. Veel schermtijd blijkt vaak gepaard te gaan met minder sociale interactie, meer driftbuien en minder initiatief in sociale situaties. Eén studie liet zelfs zien dat vermindering van schermtijd, zonder extra sport of slaap, al leidde tot betere sociale vaardigheden bij jonge kinderen met autisme.
Toch worden slaap en schermtijd in onderzoek nog vaak vergeten of maar gedeeltelijk meegenomen. Terwijl het juist de combinatie is die telt: een kind dat goed slaapt én voldoende beweegt én niet de hele dag achter een scherm zit, doet het sociaal gezien het best.
Wat werkt het best? Groepstraining, zwemmen of judo?
Wat voor soort activiteit werkt het beste? Het hangt ervan af, maar één ding is duidelijk: groepsactiviteiten doen het goed. Niet alleen vanwege het fysieke aspect, maar ook omdat ze sociale interactie vereisen. Denk aan teamsporten, bewegingslessen, watertherapie of zelfs judo en dansgames op school.
Voor jonge kinderen (2-6 jaar) scoorden mini-basketbalprogramma’s opvallend goed: 40 minuten per dag, vijf dagen per week, twaalf weken lang. Kinderen leerden niet alleen dribbelen, maar ook op hun beurt wachten, naar elkaar luisteren en samen plezier maken.
Bij iets oudere kinderen werkte zwemmen of aquatherapie goed. Het water heeft een regulerende werking op de zintuigen en biedt een veilige omgeving om sociale vaardigheden te oefenen. Judo was ook effectief: hoewel het in de metingen weinig effect liet zien, vertelden ouders over meer zelfvertrouwen en betere communicatie bij hun kind.

Over het algemeen gold: hoe langer het programma duurde en hoe consistenter het werd uitgevoerd (minimaal drie keer per week, minimaal 40 minuten per keer), hoe groter de kans op verbetering.
Slaap en ADHD: Een onderbelichte link
Bij kinderen met ADHD speelde slaap zelfs een grotere rol dan sport. Vijf van de acht studies over ADHD keken naar slaaptrainingen. Denk aan praktische tips over slaaphygiëne, bedtijden en ontspanningsoefeningen. De uitkomst: beter slapen leidde tot meer sociale betrokkenheid, minder impulsiviteit en minder conflicten.
Ook opvallend: kinderen met ADHD die overdag slaperig waren, functioneerden sociaal veel slechter dan kinderen zonder die klachten, zelfs als ze verder gezond waren. Dat suggereert dat slaap bij ADHD niet zomaar ‘ook belangrijk’ is, maar misschien wel dé sleutel is tot betere sociale relaties.
In Nederland krijgt slaapbegeleiding bij ADHD nog weinig aandacht, terwijl er relatief eenvoudige interventies zijn – denk aan vaste rituelen, melatonine, of het beperken van schermtijd na bijvoorbeeld 20.00 uur.
Wat zeggen ouders en leerkrachten?
Niet alle effecten zijn zichtbaar in vragenlijsten of testresultaten. Sommige studies zagen geen meetbaar verschil in gedrag, maar spraken wél met ouders, leerkrachten of de kinderen zelf. Wat daaruit kwam? Kinderen voelden zich zekerder, deden actiever mee, of werden door andere kinderen minder gepest. Ouders merkten meer rust, betere communicatie en minder driftbuien.
Een Amerikaans onderzoek naar judo liet geen verschil zien in de officiële gedragsvragenlijst, maar ouders meldden dat hun kind meer vriendjes kreeg, meer praatte aan tafel en niet meer uit frustratie op de grond ging liggen. Zulke verhalen zijn waardevol – zeker als het gedrag subtiel verandert, of alleen in bepaalde situaties.
Het pleit voor meer kwalitatief onderzoek, naast de standaard vragenlijsten. En ook voor beter luisteren naar ouders, leerkrachten en de kinderen zelf.
Zijn we niet te veel op diagnoses gericht?
Alle studies in het overzicht gingen over kinderen mét een diagnose: autisme, ADHD, leerstoornis of verstandelijke beperking. Maar wat als een kind nét buiten de criteria valt? Of als een ouder of leerkracht wél zorgen heeft, maar er geen formeel label is?
Er zijn genoeg kinderen die subtiel sociaal kwetsbaar zijn, zonder dat ze in een DSM-hokje passen. Denk aan kinderen met veel prikkelgevoeligheid, moeite met overgangen of teruggetrokken gedrag op school. Juist deze kinderen zouden kunnen profiteren van meer beweging, betere slaap en minder schermtijd – ook zonder diagnose.
Door de focus op ‘stoornissen’ lopen we het risico zulke kinderen te missen. Een bredere blik – waarbij neurodiversiteit gezien wordt als een normaal onderdeel van menselijke variatie – zou veel meer kinderen kunnen helpen.
Wat kun je hier praktisch mee?
In Nederland en België zijn er al mooie initiatieven die aansluiten bij deze inzichten: sportclubs voor kinderen met autisme, zwemlessen op maat, of bewegingsprogramma’s op school. Maar er kan meer:
- Onderwijs: integreer beweging structureel in het lesrooster, ook voor kinderen die moeite hebben met gym of drukke situaties.
- Zorg: neem slaap serieus bij ADHD, en verwijs bij slaapproblemen niet alleen door naar een kinderarts, maar ook naar een psycholoog of slaapcoach.
- Ouders: focus niet alleen op sportclubs, maar kijk ook kritisch naar schermtijd, bedtijd en rustmomenten.
- Gemeenten: steun laagdrempelige sportinitiatieven speciaal voor kinderen met sensorische of sociale uitdagingen.
En bovenal: focus op plezier, niet op prestatie. Beweging werkt vooral als het kind er zélf blij van wordt.
In het kort
- Beweging, slaap en schermtijd werken samen: een kind leeft in 24 uur, niet in losse stukjes.
- Neurodivergente kinderen hebben er extra baat bij – vooral op sociaal vlak.
- Groepssporten helpen bij sociale interactie, individuele sporten bij zelfregulatie.
- Slaap is bij ADHD misschien wel de belangrijkste factor.
- Niet alles is meetbaar: ouders en leerkrachten zien vaak méér dan de cijfers.
- Ook kinderen zonder diagnose kunnen baat hebben bij een actief en gebalanceerd dagritme.
Fan C, Liu P, Yang Z, Yin L, Zhang S. Twenty-Four-Hour Movement Behaviors and Social Functions in Neurodiverse Children: A Scoping Review. Behav Sci (Basel). 2025;15(5):592. Published 2025 Apr 28. doi:10.3390/bs15050592