Autisme wordt vaak geassocieerd met specifieke gedragskenmerken, zoals moeite met sociale interacties en beperkte interesses. Wat echter minder bekend is, is hoe autistische kenmerken ook samen kunnen gaan met verhoogde angstniveaus. Dit artikel onderzoekt de bevindingen van een recent onderzoek waarin de link tussen autistische trekken, sensorische gevoeligheid en onzekerheid wordt bestudeerd. Het doel is om beter te begrijpen waarom mensen met autistische kenmerken vaak meer last hebben van angst en hoe cognitieve stijlen, zoals zwart-witdenken, hierin een rol spelen.
Sensorische gevoeligheid en onzekerheid: De sleutel tot angst
Mensen met autistische trekken hebben vaak te maken met een verhoogde gevoeligheid voor sensorische prikkels, zoals geluiden, geuren of felle lichten. Dit fenomeen, dat bekendstaat als sensorische gevoeligheid, kan het dagelijks leven flink verstoren. Stel je voor dat je voortdurend in een ruimte bent waar alle geluiden om je heen extreem hard klinken of dat elke aanraking als ongemakkelijk of zelfs pijnlijk wordt ervaren. Voor iemand met autistische trekken kan een simpele activiteit zoals naar de supermarkt gaan hierdoor al overweldigend zijn.
Maar hoe leidt sensorische gevoeligheid tot angst? De sleutel ligt in het concept van “intolerantie voor onzekerheid” (IU).
Intolerantie voor onzekerheid (IU) verwijst naar de sterke neiging van een persoon om moeilijk om te gaan met situaties die onvoorspelbaar of onzeker zijn. Mensen die een hoge IU hebben, ervaren vaak ongemak, angst of stress wanneer ze geconfronteerd worden met onbekende situaties of wanneer ze niet precies kunnen inschatten wat er gaat gebeuren. Dit kan leiden tot een behoefte aan controle en voorspelbaarheid, omdat het idee van “niet weten” voor hen bijzonder onaangenaam of bedreigend aanvoelt.
Stel je voor dat je een onverwacht telefoontje krijgt met een onbekend nummer. Voor iemand met een hoge IU kan het niet weten wie er belt en waarom ze bellen enorm stressvol zijn. Deze persoon kan zich zorgen gaan maken over de mogelijke slechte gevolgen van het telefoontje, zelfs als er geen bewijs is dat er iets mis is. In een poging om die onzekerheid te vermijden, kan de persoon ervoor kiezen om het telefoontje niet te beantwoorden, ook al is dat wellicht niet de beste oplossing.
Autisme: Mensen met autistische kenmerken kunnen vaak moeite hebben met veranderingen en onverwachte situaties. Hierdoor kan IU voor hen een belangrijk mechanisme zijn dat angst triggert. Als iemand bijvoorbeeld elke dag een vast ochtendritueel heeft en dit plotseling verstoord wordt, kan dat veel stress veroorzaken. De onvoorspelbaarheid van wat er nu gaat gebeuren, vergroot hun angst.
Mensen met autistische kenmerken hebben vaak moeite met het omgaan met veranderingen en onverwachte situaties, wat leidt tot een verhoogde behoefte aan voorspelbaarheid. In een wereld vol onbekende prikkels, kan deze intolerantie voor onzekerheid angst opwekken. Denk bijvoorbeeld aan een situatie waarin je je bevindt in een nieuwe stad zonder kaart of navigatiehulp. Het niet weten waar je heen moet of wat je kunt verwachten, creëert een diep gevoel van onbehagen.
Het onderzoek bevestigt dat deze intolerantie voor onzekerheid de verbinding vormt tussen autistische kenmerken en angst.
Zwart-witdenken en autistische kenmerken
Een ander interessant aspect van het onderzoek is de link tussen autistische kenmerken en zogenaamd “dichotomisch denken” (ook wel zwart-witdenken genoemd). Dit denken komt vaak voor bij mensen met autistische trekken, die vaak moeite hebben met het verwerken van complexe, genuanceerde informatie.
Dichotomisch denken, ook wel bekend als zwart-witdenken, is de neiging om situaties, mensen en gebeurtenissen te zien in uitersten zonder ruimte voor nuance of tussenliggende mogelijkheden. Iets is bijvoorbeeld óf goed, óf slecht; er is geen middenweg. Dit soort denken maakt het moeilijk om de complexiteit van de werkelijkheid te erkennen, omdat de wereld wordt gezien in rigide categorieën van “alles of niets”.
Stel dat iemand een fout maakt op het werk. In plaats van te denken “Ik heb een fout gemaakt, maar ik kan hiervan leren en het de volgende keer beter doen,” denkt iemand met dichotomisch denken: “Ik ben een complete mislukking omdat ik een fout heb gemaakt.” Er is geen ruimte voor de mogelijkheid dat een fout deel kan zijn van een leerproces. Het is óf succes óf falen, zonder iets daar tussenin.
Autisme: Bij mensen met autistische kenmerken komt dichotomisch denken relatief vaak voor, omdat ze geneigd zijn om op zoek te gaan naar structuur en duidelijkheid. Het indelen van de wereld in eenvoudige, tegenstrijdige categorieën kan voor hen een manier zijn om met onzekerheid en complexe situaties om te gaan. Een situatie is dan ofwel goed of slecht, zonder grijstinten. Dit kan helpen om overzicht te houden, maar kan tegelijkertijd leiden tot problemen, zoals rigide denkpatronen en verhoogde stress.
Emotionele gevolgen: Iemand die de wereld in zwart-wit ziet, kan moeite hebben met het omgaan met teleurstellingen, omdat ze vaak extreem reageren op situaties. Een kleine tegenslag kan worden gezien als een complete mislukking.
Relaties: Dichotomisch denken kan relaties belasten, omdat er weinig ruimte is voor fouten of nuance. Mensen met dit denkpatroon kunnen anderen bijvoorbeeld beoordelen als ofwel ‘vrienden’ of ‘vijanden’, zonder ruimte voor complexe sociale dynamieken.
Dichotomisch denken kan op korte termijn helpen om orde te scheppen in een chaotische of onzekere wereld, maar op lange termijn belemmert het de flexibiliteit om met complexiteit om te gaan. Het is belangrijk om mensen met autistische kenmerken te helpen deze patronen te doorbreken door hen te leren dat de wereld vaak meer genuanceerd is dan puur zwart-wit.
In het onderzoek werd een directe link gevonden tussen autistische kenmerken en dichotomisch denken, maar alleen via de rol van intolerantie voor onzekerheid. Met andere woorden, het is niet zo dat mensen met autistische trekken automatisch in uitersten denken, maar wanneer ze worden geconfronteerd met onzekerheid, kan dichotomisch denken als een soort verdedigingsmechanisme fungeren. Door de wereld in simpele categorieën te verdelen, proberen ze de onzekerheid te beheersen en gevoelens van angst te verminderen.
Een voorbeeld hiervan kan zijn hoe iemand met autistische trekken reageert op feedback op hun werk. In plaats van de feedback te zien als een kans om te verbeteren, wordt het direct geïnterpreteerd als “ik faal compleet” of “ik doe alles goed”. Dit alles-of-niets-denken kan op de lange termijn leiden tot meer angst en stress.
Angst zonder zwart-witdenken: Verrassende bevindingen
Opmerkelijk genoeg vonden de onderzoekers geen directe link tussen angst en dichotomisch denken. Dit staat haaks op eerdere theorieën die suggereerden dat zwart-witdenken de angst zou verergeren. In plaats daarvan bleken angst en dichotomisch denken grotendeels onafhankelijke processen. Hoewel dichotomisch denken vaak voorkomt bij mensen met autistische trekken, betekent dit niet noodzakelijk dat het leidt tot meer angst. Dit suggereert dat er verschillende paden zijn die leiden tot angst bij autistische mensen, en dat niet elke cognitieve stijl hetzelfde effect heeft.
Om dit in een alledaags scenario te plaatsen: stel je voor dat iemand met autistische trekken nerveus is over het organiseren van een evenement. Het dichotomisch denken (“als het niet perfect is, is het een mislukking”) kan hen onder druk zetten, maar deze gedachten zijn niet direct verantwoordelijk voor hun angsten over onverwachte problemen tijdens het evenement. Die angsten worden eerder gevoed door de intolerantie voor onzekerheid en de wens dat alles volgens plan verloopt.
Onderzoeksmethode en deelnemers
Het onderzoek maakte gebruik van gegevens uit twee experimenten waarbij volwassenen zonder autisme-diagnose (een niet-klinische populatie) betrokken waren. In het eerste experiment werden 405 Japanse volwassenen van 20 tot 22 jaar ondervraagd met behulp van vijf verschillende vragenlijsten. Deze vragenlijsten maten onder andere autistische trekken, sensorische gevoeligheid, intolerantie voor onzekerheid, dichotomisch denken en angstniveaus. In het tweede experiment werd de onderzoeksgroep uitgebreid tot 628 deelnemers in de leeftijd van 20 tot 49 jaar om te testen of de resultaten consistent bleven over een bredere leeftijdsgroep.
De resultaten toonden aan dat autistische kenmerken significant samenhangen met zowel angst als dichotomisch denken, maar via verschillende wegen. Intolerantie voor onzekerheid speelde een sleutelrol in beide processen.
Conclusie
De bevindingen van dit onderzoek geven waardevolle inzichten in hoe angst ontstaat bij mensen met autistische trekken. Het is duidelijk dat intolerantie voor onzekerheid een sleutelrol speelt in het versterken van zowel angst als dichotomisch denken. Dit betekent dat behandelingen die gericht zijn op het verminderen van onzekerheid, bijvoorbeeld door het aanleren van copingstrategieën en het bevorderen van flexibele denkpatronen, waarschijnlijk effectief kunnen zijn bij het verlichten van angst.
Daarnaast is het belangrijk om te erkennen dat niet alle cognitieve stijlen (zoals zwart-witdenken) automatisch leiden tot meer angst. Dit benadrukt de noodzaak van een gepersonaliseerde aanpak bij therapieën voor angst bij autisme, waarbij rekening wordt gehouden met de unieke cognitieve en sensorische profielen van elke persoon.
Shi H, Hirai M. Autistic traits linked to anxiety and dichotomous thinking: sensory sensitivity and intolerance of uncertainty as mediators in non-clinical population. Sci Rep. 2024 Oct 7;14(1):23334. doi: 10.1038/s41598-024-73628-w. PMID: 39375398; PMCID: PMC11458910.